Lachen in de kerk – ik ben er voorstander van. Te midden van alle ernst kan een beetje lichtheid geen kwaad. Als er iets te lachen is, laten we dat dan ook doen, maar niet tijdens het kindmoment!

Het gebeurde me laatst weer. Ik zit als voorganger voor in de kerk op de grond met een groepje kinderen om me heen een gesprekje te voeren over het thema van de dienst. Deze kinderen waren erg betrokken en zaten knetterhard hun kinderwereld te scannen om te kijken waar ergens een antwoord te vinden zou zijn op de best moeilijke vraag van de dominee. En ja hoor: hit! Een meisje zegt iets wat voor de grote mensen de plank natuurlijk helemaal mis slaat. Echt lachen hoor. Een jongetje komt met iets heel slims en iedereen ziet dat de dominee daar even niet op gerekend had. Gebulder.

Laatst sprak ik een jonge man die in allerlei opzichten de weg een beetje kwijt was in zijn leven. Ook op de kerk was hij afgeknapt. ‘Eigenlijk heb ik me er nooit echt thuis gevoeld.’ Op mijn vraag waar hem dat in zat, kwam hij precies met dit verhaal.

Als kind had hij eens zijn mond opengedaan in de kerk op een vraag van de dominee. Toen dat een kerkzaal vol gelach opriep, had zijn kinderzieltje – waarschijnlijk onbewust, maar toch – besloten nooit meer iets te zeggen in de kerk.

Ik zal niet beweren dat het afhaken van deze man alleen aan dat kind­moment gelegen heeft, maar toch frappant dat hij jaren later juist deze ervaring als eerste noemt. Een goedbedoelde spontane lach waar niks achter zat, had voor dat jochie kennelijk gevoeld als uitgelachen worden. Ik begrijp echt dat er tijdens kindmomenten in de kerk soms iets te lachen is. Maar misschien is het wat fijngevoeliger naar de kinderen toe, wanneer de grote mensen hun lachsalvo’s achterwege laten en het bij hun eigen binnenpretje houden.

 

Philip Troost, predikant en therapeut

 

overgenomen uit ND, 5 december 2016