In september 2015 schreef ik een commentaar in het Kerkblad voor het Noorden. Eind 2014 telde de wereld circa 60 miljoen vluchtelingen. Onvoorstelbaar! Ik noteerde in mijn column dat de kerk ‘met alle kracht voor de lijn van de barmhartigheid’ moet kiezen. En als het ging om de vluchtelingen schreef ik: ‘Ze zijn welkom’.

 

Vandaag zou ik dat commentaar opnieuw kunnen schrijven. En toch ik zou er vandaag ook het een en ander aan toe willen voegen. ‘Het boek Ruth staat vol van vluchtelingenwerk’, is één van mijn zinnen die ik nu herlees. Maar er staat nog een bijzonder zinnetje, niet in mijn commentaar maar in de Bijbel. Namelijk wat Ruth zegt tegen Noömi: ‘Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. De HEER is mijn getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden!’ (Ruth 1:16-17). En Ruths zoon werd de opa van koning David…

 

Ruth zal straks als vreemdeling aanspraak mogen maken op het vreemdelingenrecht én zij omarmt tegelijkertijd het land van haar toekomst. Zij heeft de tot dan toe bekende verhalen over Israël gehoord en begrepen: niet de goden van haar oude land zijn haar tot getuige maar de HEER van Israël en van Noömi. De barmhartigheid van deze God en de verantwoordelijkheid die zij van Hem krijgt pakt ze met hart en handen op. Wat zijn de manieren in Israël? God (mijn God!) liefhebben en je naaste (in dit geval Noömi) als jezelf. Er is dus sprake van een duidelijke wisselwerking tussen het nieuwe land en de nieuwe inwoner.

 

Adoptie

Stel dat een gezin uitgebreid wordt met een geadopteerd wat ouder kind. Zouden de opvoedende ouders dan hun regels van opvoeden moeten aanpassen? Er zal denk ik wel het een en ander moeten worden uitgelegd maar uiteindelijk geldt voor iedereen binnen het héle gezin: zo zijn onze manieren. Zo geldt dat voor mensen die binnenkomen in onze samenleving. Of zij er nu tijdelijk zijn als vluchteling, of dat zij in ons land permanent zich mogen vestigen. Zo gaat het toe in ons land. Illustratief voor iemand die dat niet begreep was de Nederlander die een aantal maanden in de gevangenis terecht kwam omdat hij tijdens zijn vakantie in het buitenland (Myanmar) een feestlocatie binnenliep (een heiligdom bleek het te zijn!) en tijdens een religieuze preek bewust een stekker uit de versterker trok. Vervolgens moest hij rennen voor zijn leven…

 

Het boeiende in het hierboven gebruikte beeld van het adoptiegezin is de vraag: weten de biologische kinderen in het gezin nog wel wat ‘onze’ manieren zijn? Hier raken we een belangrijk punt. Wat is een land? Wat is een volk? Wat is een natie? Het heeft in niets van doen met ras of biologie. Wat maakte Israël destijds tot een volk? Toen ze bij de berg Sinaï stonden hadden ze nog niet eens een land! Het gaat om een met elkaar gedeelde geschiedenis en taal. Vroeger had je daar moeiteloos - naast taal en geschiedenis – gedeelde religie aan toegevoegd. En daar hoort uiteraard het hele systeem van wetgeving bij. Vele Egyptenaren trokken met de Israëlieten mee naar het beloofde land. En Ruth de vrouw uit Moab wordt ontvangen in een ander volk. Egyptenaar en Ruth, ze delen méé. Het is het spiegelbeeld van Turken in Nederland die hier moeten worden toegesproken door ministers uit Turkije met het oog op verkiezingen in Turkije. Dan rijst de vraag: tot welk volk behoor je? En neem nou Geert Wilders die spreekt over ‘nepparlement’ en ‘neprechters’. Die is Nederlander maar uit zich op een wijze die je eerder van een buitenlander sprekend over Nederland zou kunnen verwachten. Als Erdogan dat zou zeggen dan kan ik het volgen. Als Wilders het zegt vraag ik me af wat hem – deze autochtoon – beweegt…

 

Vrijheid

En daarom nog steeds de vraag: hoe zit het met de biologische kinderen van het gezin. Met de autochtonen (dat woord mag overigens sinds kort niet meer gebruikt worden…) zogezegd.

 

En dat brengt mij bij het woord vrijheid. Ik stel het volgende: zolang als een samenleving vooral bepaald wordt door een vrijheidsidee zonder daaraan gekoppeld verantwoordelijkheidsbesef en het nemen van verantwoordelijkheid - en zonder een overheid die daarin vooropgaat – zal zo’n samenleving gedoemd zijn om ten onder te gaan. Als een samenleving niet minimaal gekoppeld blijft aan de Tien Woorden en de mensen van die samenleving daarop niet minimaal worden afgestemd is het einde zoek én het einde daar. Dan zal gebeuren wat de profeet Habakuk verbijsterde: vreemden die het land totaal overheersten. Habakuk (hoofdstuk 1) wijst God op ondermijning van de wet, het recht dat niet zijn loop krijgt, recht dat verdraaid wordt en wettelozen die rechtvaardigen verdringen. En God? Wat doet God? ‘Ik laat de Chaldeeën komen.’ Babel over u. En dat is héél wat anders dan een paar vluchtelingen of vreemdelingen die zeggen: uw volk is mijn volk.

 

Wie niet van de geschiedenis wil leren zal die opnieuw moeten ondergaan. Waarvan akte: de profeten.

 

N. Vennik, Zwolle