Op de bonnefooi naar Kenia. Er lag enkel een uitnodiging van een Evangelische Gemeente te Naïrobi. Twee twintigplussers, Roan Drost uit Veenendaal (PKN) en Luuk Salomons uit Hoogeveen (CGK) gingen erheen.  

Zondag 16 juli. Luuk Salomons vertelt over die dag in Naïrobi. ‘De kerkdienst begon al om zeven uur ’s morgens en duurde tot twee uur ’s middags. Iedereen komt niet even op tijd hoor! Tijdens deze dienst en tijdens mijn hele reis keerde één bekend zinnetje (uit de film Lion King!) steeds weer terug. Omdat ik het ergens hoorde of omdat het als zin steeds in mijn hoofd was: “Hakuna matata.” Ik heb geen zorgen!’

Lukte dat, zonder zorgen?

‘Nou, ik moest die dag een preek houden. In een andere kerk dan mijn vriend. De dag ervoor had ik me erg ongerust gemaakt over de preek die ik zou houden. Want ik was zo overweldigd door alles wat ik zag en wat er gebeurde dat ik mezelf vertwijfeld afvroeg: “Wat kan ík hier nou brengen?” En mijn Engels is ook niet zo heel goed. Wat verwachten ze wel niet van mij? En wat hebben ze nodig om te horen? Toen ik me daar zo ongerust over maakte kwam het zinnetje “hakuna matata” in mijn hoofd op. Dat hielp, ik besloot om me geen zorgen te maken. En dat lukte aardig. Ik was mijn uitgetypte voorbereiding al kwijt. Ik ging leeg naar die kerk toe. En toen was ik daar. Er waren veel toespraken van verschillende mensen en toen moest ik nog spreken.’

Wat heb je daar gezegd zonder je uitgetypte voorbereiding?

‘Samen met een vertaler stond ik op het podium. Tijdens het tolken had ik mooi tijd om na te denken. Ik besloot om het over de bovennatuurlijke vrede van God te hebben. De vrede die alle verstand te boven gaat. Aan de hand van mijn eigen ervaring, dat ik lang op zoek was geweest naar die vrede en hoe ik die gevonden had. En dat ik me gisteren nog had lopen zorgen maken maar mijn rust terugvond en dat ik zonder die vrede ook niet naar Kenia had gekund. Dat die vrede ook als wapen kan worden gebruikt voor de storm waar je in zit. Als je in de Bijbel leest dat Jezus slaapt in een boot te midden van de storm, dan spreekt Hij die storm toe vanuit de kracht die die vrede Hem schonk. De duivel probeert ons die vrede af te pakken, door armoede, terrorisme en zorgen.

Na mijn preek gaven ze me allemaal cadeautjes, ik kreeg een Massai-kleed om en vrouwen dansten en joelden om mij heen! Mijn vriend kwam net op dat moment binnenlopen. Die dacht even dat ik op dat moment uitgehuwelijkt werd of zoiets, of een kroning. Hij snapte er niks van. Ik voelde me enorm opgelaten, want zij hebben weinig en ik veel, en zij geven mij van alles.

Trouwens, ook zoiets geks, elke keer als ik ergens ging preken werd daarbij de mededeling bij gedaan dat ik nog single was.  Als we bij een meeting waren wilden de kinderen steeds bij ons zijn. Maar de pastors probeerden hen bij ons weg te halen, want het is daar heel erg een volwassenencultuur. Wij zeiden steeds dat het prima was dat de kinderen bij ons waren. Dat kinderen belangrijk zijn in Gods koninkrijk. Elke plek waar we heengingen daar gingen we bidden voor de kinderen, hen de handen opleggen en ze zegenen.’

En maandagmorgen op tournée...

‘Maandag 17 juli huurden we een auto en reden we naar de country-side om te stoppen in een klein dorpje dichtbij Kitalig, vlakbij de grens met Uganda. We, dat zijn Roan, de bisschop en nog een broeder. Daar in dat dorpje gingen we op bezoek bij de vader van de bisschop. We kwamen laat aan en konden daar alleen maar slapen.

De volgende ochtend werden we uitgenodigd door de buurman. We kregen als ‘lekkernij’ hele vieze rotte melk. We moesten het natuurlijk uit respect opdrinken. Echt vies. Na het eten gingen we weer onderweg, naar een dorpje bij Bungoma in de buurt. Daar was een kleine gemeente waar we gingen preken. Daar hebben we voor de zieken gebeden en duidelijk uitgelegd dat ze moesten testen of ze beter waren geworden. We baden voor malaria en HIV. Veel mensen geloven dat als ze niet beter worden dat het dan aan hun geloof ligt. Daarom zeggen ze dan maar dat ze beter zijn geworden. We legden hen uit dat het belangrijk is om er eerlijk over te zijn en dat het niet aan hun geloof ligt en dat we met alle liefde nog een keer bidden. In dat dorp mochten we een eigen boom planten, als herinnering want zij zagen het als een mijlpaal dat er westerlingen waren geweest in hun dorpje.’

In het volgende, laatste artikel zal het gaan over de opgedane ‘lessen’.

 

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen