Maar Ik zeg u …(2)

 

De pas in het ambt verkozen ouderling De Vries zou jou wel een bezoekje willen brengen. Maar je herinnert je opeens dat hij jaren geleden uitspraken heeft gedaan waarmee jij het niet eens was, en waarover je je toen vreselijk hebt opgewonden. Vriendelijk doch beslist laat je hem weten dat je geen prijs stelt op zijn komst. Je legt de telefoon neer en prevelt zoiets als 'dwaas'. En het voelt als een overwinning. Je hebt hem 'de waarheid' gezegd.

 

Ruziemaken is aan de orde van de dag. Kinderen maken ruzie, en ook ouderen verstaan die kunst. Boosheid levert tv op: Het familiediner, De rijdende rechter, en: Mr. Frank Visser doet uitspraak. Wat een verdeeldheid soms in dorpen, families, en gezinnen! Meer dan eens lijkt de wereld een wildernis waar de wet van de jungle heerst. Er vallen harde woorden, soms ook in de kerk. Meen niet dat die woorden geen pijn doen.

 

Kiem

De tijd van Jezus op aarde was in dat opzicht niet anders. De gewoonte was dat op een daad van agressie een vergelijkbare daad volgde. De ene belediging riep de andere op. Wie werd uitgescholden, schold terug. Mensen gunden elkaar het licht in de ogen niet. Maar o wee, als er daadwerkelijk een dode was gevallen. Dan sprak iedereen daar schande van, en uitte de grootste verwensingen aan het adres van de doodslager.

Ondertussen ging het 'gewone leven' door, met onderlinge haat en nijd. Mensen wilden niet met elkaar praten. Ze negeerden elkaar. En als ze geen lelijke dingen zeiden, dachten ze die wel.

Natuurlijk mag je boos zijn, op zijn tijd en als er reden voor is. Wie zou dat niet zijn ten opzichte van diegene die de Boze wordt genoemd? Is er dan een andere houding mogelijk jegens deze macht? Boosheid is terecht als de eer van God in het geding is, en het heil van de naaste.

Maar als je zelf voor je gevoel te kort bent gedaan? Kun je dan boos blijven op je medebroeder? Ook als deze (nog) niet inziet wat hij verkeerd heeft gedaan?

Doodslag is erg, en moord nog erger. Maar Jezus wijst op de kiem daarvan (Mat.5,21-26). Die kiem kan zichtbaar worden als iemand buitenproportioneel boos is. Maar ze wordt ook zichtbaar in een smeulende boosheid, vermengd met bitterheid, met trots, met wraakzucht of met afgunst. Hoe dan ook, uiteindelijk wil deze 'onterechte boosheid' (die dus het eigen 'ik' centraal stelt) de ander naar het leven staan.

 

Overdreven

Een dergelijke houding werkt niet alleen verstorend in de relatie met de desbetreffende persoon, en met anderen daaromheen, maar ook in het eigen leven. Onterechte boosheid tast je eigen mens-zijn aan. 'Elke keer als jij besluit je woede in jezelf te laten doorsmeulen, word je minder menselijk. Je kiest ervoor om jezelf te kleineren' (Tom Wright). Je maakt jezelf daarmee kleiner!

Om dat duidelijk te maken gebruikt Jezus een overdreven manier van spreken: iemand die scherp oordeelt over medebroeders en –zusters, en over mensen die door een rechtbank worden veroordeeld, zou zelf een oordeel moeten ondergaan (Mat.5,22)!

Nee, dat bedoelde Jezus niet letterlijk. Geen enkele rechtbank spreekt een veroordeling uit over iemands gedachten. Maar Jezus wilde met zijn woorden een schrikreactie teweegbrengen. Daartoe wijst Hij op de diepste bedoeling van de wet: God wil dat mensen in zachtmoedigheid met elkaar leven. En daar past nu eenmaal geen buitenproportionele woede bij, geen smeulende woede.

Hij richt zich daarbij niet op de zwakken en kleinen die boos zijn op hun onderdrukkers, en die hevig bedroefd zijn over een wereld die ligt in de boze, en hun hulp en heil alleen van God verwachten. Wel spreekt Hij over de mensen die zichzelf willen hooghouden, die verontwaardigd zijn over een daadwerkelijke doodslag of moord, maar ondertussen geen moeite hebben met boosheid als ze menen in hun eigen eer te zijn aangetast. Ook al kom je daarvoor niet voor een aardse rechter, je zult je wel voor de hemelse rechter moeten verantwoorden!

 

Raka

Wie onterecht boos is, is nog maar één stap verwijderd van doodslag. Jezus legt hier nadruk op: Al wie ten onrechte boos is op zijn broeder, staat schuldig. De Heiland onderstreept zijn uitspraak met twee zinnen die op elkaar lijken: Al wie tegen zijn broeder zegt: Raka! (leeghoofd) zal schuldig bevonden worden voor het Sanhedrin; maar al wie zegt: Dwaas! die zal schuldig bevonden worden tot het helse vuur (Mat.5,22).

Jezus spreekt eerst over een rechtbank, daarna over de Raad (of: de Hoge Raad, of: het Sanhedrin), en vervolgens over het helse vuur (van de Gehenna). Ja, dit past bij zijn profetische overdreven manier van spreken: Hij wil dat we schrikken! Met deze opklimming van 'rechtbank' naar 'hels vuur' zegt Hij niet dat de eerste daad (onterechte boosheid) wel meevalt ten opzichten van de laatste (iemand dwaas noemen). In wezen zijn ze aan elkaar gelijk.

(Volgende week volgt een derde – laatste – artikel over deze eerste antithese uit de bergrede.)

 

 

D.J. Steensma, Feanwâlden