Spreekt het ons moderne mensen vandaag de dag nog aan? Luthers vraag: ‘Hoe word ik rechtvaardig voor God?’ Of zijn we beter af zonder die zware vraag?

Vorige week ging het over de vraag in hoeverre Luthers’ bezorgdheid inzake zijn rechtvaardigheid voor God vandaag nog actueel is. Wat malen wij moderne mensen nog over zonde, zondebesef en dat soort moeilijks? Misschien is dat toch nog wel meer dan wij denken, alleen wordt het anders geformuleerd. Menig mens ervaart, vroeg of laat, een gevoel van tekortschieten, van machteloosheid en vervreemding, van egoïsme. Een gevoel dat weggedrukt kan worden maar niet zonder fysieke en psychische schade.

Is God wel blij met mij?

Maar kom, zo dacht ik, laat ik eens wat ‘kerkmensen’ erop bevragen. Die hebben per slot van rekening daar wel wat opvoeding in gehad. En zo legde ik hen deze vraag voor: ‘Hoe word ik rechtvaardig voor God?’, wat betekent dat (nog) voor jou?  En  ‘vrijspraak’ en ‘zondebesef’?  Ben je daarmee bezig, en zo ja: hoe? Vandaag laat ik twee vrouwen aan het woord, volgende week drie mannen.

Zo vertelt een zus in de Heer (zestigplus) mij het volgende. ‘Ik voel vaak een soort schuld tegenover God. Waarschijnlijk heeft dat ook wel te maken met mijn schuldgevoel van vroeger. Ik was als kind veel ziek en kreeg daardoor veel aandacht, ten koste van mijn broertjes en zusjes. Ik had en heb soms nog wel eens het idee dat ik daar iets voor terug moet doen. Dat ik ‘in de schuld’ sta. Daar komt bij dat ik in mijn kindertijd ook nog eens veel van Gód heb ontvangen. Ik praatte veel met Hem en dat voelde fijn. Anders gezegd: veel ontvangen, van ouders, van God. Maar toen liep mijn eerste huwelijk op de klippen... Dat was natuurlijk allesbehalve iets goeds ‘terugdoen’. Mijn zorg was de grote vraag: “Is God wel blij met mij?” Tegelijk: ‘God heeft mij opnieuw veel gegeven in mijn tweede huwelijk. Heel veel zelfs en dit maakt dat ik opnieuw en nog meer het gevoel heb God blij te willen maken met wat ik doe. Als ik dit in de context van rechtvaardiging plaats, dan denk ik dat ik mij bevrijd mag voelen en niet schuldig. Wel heel bijzonder.’

God kijkt goed naar mij

Een andere zus (vijftig plus) antwoordt op mijn vraag wat voor haar zonde(besef) en vrijspraak betekenen als volgt. ‘Ik doe mijn best om Jezus ín mij te laten zien. Ik stel mijzelf de vraag: “Hoe laat ik hier en nu Jezus zien?" Als het niet lukt is het vervelend, dan parkeer ik dat eerst. Dan denk ik daarover na, dan vraag ik mezelf af of ik iets moet veranderen, of loslaten en mijn aandacht op iets anders moet richten. Dat klinkt praktisch. En als ik negatieve gedachten heb, dan ga ik naar mooie liederen luisteren. Dan lijkt het alsof er iets oplost.’

En hoe ervaar je dat ‘verkeerde’ dan in relatie tot God, vraag ik. ‘Daar denk ik niet zo over na, ik weet dat God van me houdt, ik mag elke dag opnieuw beginnen. Dat is voor mij vrijspraak. Mijn onvolmaaktheden probeer ik bij God te leggen.  (Grinnikend) Ik neem ze trouwens vaak ook zo  weer mee hoor, om het "zelf" op te lossen... Vrijspraak lucht me op.’ Wát lucht je daarin dan zo op? ‘Dat God niet zo naar mij kijkt als dat ik zelf geneigd ben met mezelf te doen.’ Dus niet zozeer het feit dat God jou niet veroordeelt, maar dat Hij zelfs góed naar jou kijkt, dat lucht jou op?  Bedoel je dat zo? ‘Ja, dat klopt.‘

Wat vind je van Gods ‘toorn’, zo bevraag ik haar. 'Die stukjes over Gods toorn die vind ik niet leuk om te lezen, moeilijk om concreet te maken naar mijzelf. Als ik moet veranderen, dan denk ik niet in termen van toorn, maar meer in termen van "kneden", je weet wel, God als pottenbakker. Mijn eigen boosheid vind ik ook niet zo’n mooie kant, dus dat denk ik dan ook over God...'  

(Wordt vervolgd)

 

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen