Dit huis, een herberg onderweg

voor wie verdwaald in heg en steg
geen rust, geen ruimte meer kon vinden,

een toevluchtsoord in de woestijn
voor wie met olie en met wijn

pijnlijke wonden liet verbinden,
dit huis, waarin men smarten deelt,

weet hoe Gods liefde harten heelt.

 

Dit huis, waarin een gastheer is

wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven: 

een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad 

struikelt en langer niet wil leven –
plaats tegen de neerslachtigheid, 

een pleister van barmhartigheid.

 

Dit huis, met liefde opgebouwd, 

dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase; 

hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht, 

hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend alwie binnengaat 

en hier zijn lasten liggen laat.

 

Uit: Zingende gezegend lied 213

 

(melodie psalm 84)