‘Het is wit, lijkt op korianderzaad, ligt als een laagje rijp op de aarde, smelt in de zon en kan alleen bewaard worden van de zesde op de zevende dag van de week, ra, ra wat is dat?’ Iedereen kent dit spelletje wel. In dit geval blijft het antwoord gelijk aan de vraag. Man is Hebreeuws voor ‘Wat?’ en manna betekent ‘Wat is dat?’ Hoort manna eigenlijk wel in de rubriek ‘Bomen en planten in de Bijbel’ thuis?

Wetenschappers hadden graag de kruik met manna, die Aäron in opdracht van God moest bewaren voor toekomende geslachten (Exodus 16:34), in handen gehad om te onderzoeken wat manna eigenlijk is. Nu blijft het bij allerlei hypotheses, die geen afdoend antwoord geven.
Zo zou manna een soort korstmos zijn dat ’s nachts slijm afscheidt en tegen de morgen opdroogt.

Eind 19e begin 20e eeuw dacht men dat het afkomstig was van op Tamarisken levende insecten. Deze scheiden een zoete, snel hard wordende vloeistof af, die als korrels op de grond valt. Bedoeïenen verzamelden deze korrels om in plaats van suiker of honing te gebruiken.
Anderen dachten aan de zoete afscheiding van planten zoals de Hammada salicornica. Bedoeïenen gebruikten deze afscheiding als conserveringsmiddel voor koeken en werd door hen ‘man rimth’ genoemd. Bij ons op het Groningerland waren zulke conserveringsmiddelen voor brood niet nodig. Daar waren schimmelmuiters, kinderen die het brood al hadden opgegeten voordat het kon beschimmelen.

Al zouden de wetenschappers een verklaring vinden voor wat manna is, dan nog blijft het wonder van het brood uit de hemel bestaan. Hoe kan het dat het manna precies in de Sinaï valt als het volk Israël daar rondtrekt? Hoe kan het dat het manna ophoudt de dag nadat de Israëlieten van de opbrengst van het land Kanaän kunnen leven (Jozua 5:12)? Hoe is het mogelijk dat het manna alle dagen bederft als het bewaard wordt, behalve op de sabbat?
 
In Johannes 6:30-35 maakt Jezus duidelijk dat God dit brood uit de hemel heeft gegeven en dat Jezus zelf het manna is dat eeuwig leven geeft. Laten we het gezegde  ’Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ toepassen op dit hemels Manna.

 

Wikje Huisman, Winschoten