Inleiding

In het 1e artikel in de reeks met als titel: ’Op weg naar de Generale Synode 2024’, hebben wij (kort) stilgestaan bij de verschillende vormen van kerkregering en kwamen we uiteindelijk uit bij het zgn. presbyteriaal-synodaal stelsel. Een vorm van kerkbestuur, geldend binnen ons kerkverband. Vervolgens hebben we in het 2e artikel van gedachten gewisseld hoe wij het begrip meerdere vergadering hebben te verstaan. We sloten af met de opmerking dat de plaatselijke kerk autonoom is, maar wel onderdeel van een groter geheel, het kerkverband waarin meerdere vergaderingen een rol spelen, welke meerdere vergaderingen niet mogen overheersen. Echter, zoals ik reeds verwoordde schuurt het anno 2023 daar en soms heel pijnlijk. In dit artikel en het volgende artikel bespreken we het kerkrecht, de kerkelijke appélprocedures. Welke procedures kent onze kerkorde, welke rol speelt het kerkrecht hierin en welke het civiele recht. Kan of mag een gemeentelid, dan wel een kerkenraad of meerdere vergadering naar de burgerlijke rechter? Waar schuren beide rechtsstelsels elkaar. Weer genoeg stof om over na te denken. Op deze en andere vragen gaan wij in het derde artikel in, met als hoofdthema: ‘Op weg naar de Generale Synode van 2024’.

 

Verdieping

Wat is kerkrecht eigenlijk? Wat bedoelen we hiermee? Kerkrecht is de wetenschap die zich richt op de normen van de orde die in de kerk moet gelden, op de wijze waarop deze normen toegepast moeten worden en op de geschiedenis van de theorie en de praktijk van de kerkelijke orde. Zo begint hoofdstuk 1 van het (standaard) werk, handboek Gereformeerd Kerkrecht, van de hand van prof. dr. H.J. Selderhuis (red.) uit 2019.

Het kerkrecht, men zou kunnen zeggen het gereformeerd kerkrecht, kent een drietal bronnen, te weten (i) de Bijbel, (ii) zgn. Confessies en (iii) besluiten van kerkelijke vergaderingen. Hoewel deze laatste bron niet als normatief heeft te gelden, kunnen uit besluiten van kerkelijke vergaderingen, als classis, particuliere en generale synode, wel gedachten worden afgeleid die kunnen helpen bij het vormen van ideeën dan wel het oplossen van problemen. Over dit laatste aspect, het oplossen van problemen, het oplossen van geschillen zullen wij in dit artikel als eerste aandacht schenken.

Spreken wij over kerkrecht, dan denken we vrijwel direct aan een kerkorde (KO). De KO die wij thans binnen onze kerken kennen is (direct) afgeleid van de Dordtse Kerkorde (DKO). In deze DKO komt eerst en vooral het doel van (een) kerkorde naar voren, als vastgelegd in de beginwoorden van artikel 1: ’Om goede orde in de gemeente van Christus te onderhouden...”. Nog weer anders geformuleerd, een kerkorde dient ervoor om een goed functionerend lichaam van Christus te zijn.

Wanneer wij denken aan een kerkorde, dan denken we meestal direct aan een kerkverband: de KO van de CGK of de KO van de NGK. Maar ook een (plaatselijke) gemeente kent een kerkorde, een set van regels die het leven binnen de plaatselijke gemeente reguleert. Het is goed om in dit stadium op te merken dat een KO de basis lijkt te vormen van het samenleven binnen een gemeente. Dat is echter niet juist. Dat is de belijdenis. Kerken erkennen elkaar en/of leven met elkaar omdat er eenheid bestaat in het geloof. Dat is goed om dit altijd voor ogen te blijven houden, wanneer het gaat over kerkrecht, over regels en het naleven van die (kerkelijke) regels. Of nog weer anders gezegd, het gereformeerd kerkrecht staat op het fundament van de belijdenis, zo valt te lezen in een ander handboek over kerkrecht: Hervormd en gereformeerd kerkrecht, een vergelijking, van dr. D. de Vos uit 2017.

Bijbelse vertaling

Reeds in het Oude Testament was er sprake van regels en het belang van regels voor Gods volk. In het Oude Testament was er sprake van een vergadering van het volk. Zo lezen we bijv. in Ps. 22: 23 en Ps. 35:18 over de gemeente van Israël. Hoewel er niet (direct) gesproken wordt over kerkorde in het Oude Testament, lezen we in Gen. 4:14 over het uit de gemeente werpen van Kain door God Zelf.

Zo valt in Num. 15: 30 te lezen: God beval de ergerlijken uit de kerk te werpen en hun zielen uit hun volkeren te doen.

In het Nieuwe Testament valt geen blauwdruk te lezen van een kerkorde of iets dergelijks. Toch mogen (ook) hier de bekende woorden uit Matt. 16: 18 gelden: ‘En ik zeg je dat jij Petrus bent. En op deze rots zal ik mijn gemeente bouwen. De machten van het dodenrijk zullen de gemeente niet kunnen tegenhouden’.

Zo vormde de eerste gemeente een eigen geloofsgemeenschap. Eerst vanuit Jeruzalem, later verspreid over Judea en Galilea en Klein Azië. Nu in die tijd de communicatie slecht verliep, anders gezegd, gebrekkig was, waren deze verspreide gemeente vrij zelfstandig. Maar ook toen was er contact, zocht men elkaar op. Je zou kunnen zeggen dat reeds in het Nieuwe Testament sprake was van een meerdere vergadering.

Inleidende opmerkingen over de huidige geschillenregeling

Nog weer even terug naar het onderwerp van ons 1e artikel. Binnen onze kerken kennen we het presbyteriaal – synodaal kerkstelsel met haar vier kerkelijke vergaderingen, te weten (i) de kerkenraad, (ii) de classis, (iii) de particuliere synode en (iv) de generale synode. Deze vergaderingen vinden we (ook) terug in artikel 29 van de DKO.  Maar wat nu wanneer een besluit van een kerkelijke vergadering ‘niet goed valt’ voor een gemeentelid of voor een kerkenraad, dan wel bijv. voor een classis? Dan is het van essentieel belang dat er een geschillenregeling bestaat. Of nog weer anders geformuleerd: dan is het van belang dat er een revisie en appélregeling bestaat.

Ook dit voert (weer) terug op de DKO, en op haar beurt weer naar bijv. de Synode van Emden uit 1571:

‘Indien iets in enige kerk van de classis voorvalt, hetwelk in de kerkenraad niet kan worden bijgelegd, dat zal worden verhandeld en beoordeeld in de classicale vergadering, van welke appél zal zijn op de provinciale vergadering’

Verdieping: de IRRA

Sedert een aantal jaren kennen wij binnen onze kerken de Integrale regeling voor de Revisie – en Appélzaken, afgekort de IRRA. Uitgangspunt binnen de IRRA is dat, alvorens appél wordt ingesteld, in beginsel eerst een revisieverzoek moet worden ingesteld. Wat betekent revisie en wat is het indienen van een appélschrift? Waartegen kan een revisie of appél worden ingediend? Op deze en andere vragen gaan we thans dieper in.

Allereerst is van belang artikel 1.1 van de IRRA waarin het begrip Besluit wordt gedefinieerd: een beslissing van een (meerdere) kerkelijke vergadering, die is vastgelegd in de notulen van die vergadering of in een besluitenlijst en/of schriftelijk is medegedeeld.

Wat direct opvalt is dat alleen tegen schriftelijke besluiten revisie of appél kan worden ingesteld, niet tegen mondelinge mededelingen. Vervolgens stelt artikel 1.2 van de IRRA het begrip primair besluit aan de orde: het oorspronkelijke besluit van een kerkelijke vergadering, dat voorwerp is van de revisie – of appélprocedure.

Ook wordt in artikel 1.6 een definitie gegeven van het begrip belanghebbende: 1. ieder (doop of belijdend) lid dat en de kerkelijke vergadering die door een besluit in zijn belang wordt getroffen, 2. ieder ander, die door een besluit rechtstreeks wordt getroffen, voor zover hij daarin in redelijkheid, zulks naar het oordeel van de kerkelijke vergadering, niet kan berusten.

Laten we een voorbeeld geven. Stel een gemeentelid dan wel een kerkenraad van een naburige gemeente is het niet eens met een besluit van de kerkenraad van gemeente A, waarin de kerkenraad besluit om jonge kinderen die zijn gedoopt maar nog geen (openbare) belijdenis van het geloof hebben afgelegd toegang tot het Heilig Avondmaal te verlenen. Binnen de vigerende kerkorde is dit niet toegestaan.

Dan staat het de betrokken kerkenraad (van de naburige gemeente) dan wel het gemeentelid vrij een revisieverzoek – tijdig!! – in te dienen bij de kerkenraad van gemeente A. Let wel, tijdig. In de IRRA is, meer specifiek in de artikelen 3.4 en 6, nadrukkelijk bepaald dat het om fatale termijnen gaat, hoewel in artikel 6.1 jo. 6.2 een hardheidsclausule is opgenomen.

Tot slot merk ik op dat, zodra een revisieverzoek tijdig is ingediend door een belanghebbende tegen een (primair) besluit, dit revisieverzoek zgn. opschortende werking heeft. Zo bepaalt artikel 4.5: Een revisieverzoek tegen een primair besluit heeft opschortende werking totdat op het verzoek is beslist. Wanneer daarna appél wordt ingesteld, heeft dat eenmaal opschortende werking, tenzij de kerkelijke vergadering waarbij appél wordt ingediend redenen aanwezig acht om dat niet van toepassing te verklaren.

Terug naar ons voorbeeld. Het gemeentelid dat tijdig het revisieverzoek heeft ingediend, dient op dit verzoek te worden gehoord. Ook binnen het kerkrecht gelden essentiële rechtsbeginselen als hoor en wederhoor, zie hiervoor ook artikel 9.2 van de IRRA. Ook na het gesprek tussen de kerkenraad en het gemeentelid, blijft de kerkenraad bij haar besluit. Dan staat het aan het gemeentelid vrij om, wederom tijdig, appél in te dienen. In dit geval zal het appél moeten worden ingediend bij de classis waartoe de gemeente behoort.

Ook het (tijdig) indien van een appélverzoek bij de classis heeft opschortende werking zo valt te lezen in de IRRA. Wat betekent opschortende werking? Eenvoudig gesteld, dat de kerkenraad van gemeente A in ons voorbeeld het betrokken besluit om jonge gedoopte kinderen tot het Heilig Avondmaal toe te laten, aan zal houden en niet zal invoeren. Maar wat nu, wanneer de kerkenraad van gemeente A het betrokken besluit wel invoert en dus doorgaat met het vorm geven van het genomen, primair besluit?

Wederom even terug naar het presbyteriaal – synodaal kerkstelsel. Uitgangspunt is hierin immers, zo kan de betrokken kerkenraad stellen, de autonome positie van een plaatselijke gemeente en, een gemeente kan niet worden gedwongen besluiten (in dit geval van de GS) uit te voeren tegen het eigen geweten in. Wat dan? Hierover lijken de meningen verdeeld te zijn. Uitgangspunt is dat plaatselijke gemeenten zich hebben gebonden aan besluiten van meerdere vergaderingen (in dit geval van de GS) en geen besluiten nemen die hiermee in strijd zijn. Kan een gemeente worden gedwongen zich aan deze besluiten van de meerdere vergadering te houden?

 

Het lijkt erop dat gemeenten die zich niet houden aan een – rechtsgeldig – genomen besluit van een meerdere vergadering (die uiteraard wederom na revisie en appél definitief vaststaat), zich voor de keuze gesteld zien of zij nog langer lid willen blijven van het kerkverband. Immers, in getrouwheid heeft de betrokken gemeente c.q. kerkenraad ingestemd met de uitgangspunten binnen het presbyteriaal – synodale stelsel en derhalve gebondenheid aan besluiten van een meerdere vergadering, nog weer anders gezegd, gebondenheid aan de KO. Of nog weer anders gesteld, een kerkenraad die voor zichzelf bewezen acht dat een GS-besluit in strijd is met Gods Woord zal zich opnieuw dienen te verhouden tot het kerkverband, aldus deputaten Kerkorde & Kerkrecht.

De hiervoor kort aangehaalde botsing tussen de autonomie van een plaatselijke gemeente en het eigen geweten van die gemeente versus de gebondenheid aan besluiten van een meerdere vergadering laat zich thans anno 2023 nadrukkelijk zien rond het thema vrouw en ambt. Niet alleen komen tijdens de GS van 2024 de ingediende revisieverzoeken aan de orde, maar zal ook het gesprek moeten worden geopend over de ruimte binnen het presbyteriaal-synodale stelsel voor de eerder aangehaalde autonomie en het eigen geweten. Ons gebed is dringend en blijvend nodig om te komen tot de juiste afwegingen en besluiten rond dergelijke thema’s.

Afronding

Binnen ons kerkverband bestaat de mogelijkheid om tegen besluiten van bijv. een kerkenraad dan wel classis of GS, revisie dan wel appél in te dienen. Dit conform de uitgangspunten van de IRRA. In de praktijk lijkt uitvoering van deze regeling weerbarstiger, nu in sommige gevallen kerkenraden, ondanks tijdig ingediende revisie – en appélverzoeken, toch van mening zijn dat de genomen besluiten dienen te worden uitgevoerd met een beroep op de autonomie van de plaatselijke gemeente en het eigen geweten. Van belang is dat hierover op verschillende niveaus en binnen (meerdere) vergaderingen wordt doorgesproken. Uiteindelijk gaat het om het maken van keuzes en het dragen van verantwoordelijkheid, als gevolg van deze gemaakte keuzes.

In het volgende artikel ga ik nader in op een andere botsing, namelijk die tussen het kerkrecht en het civiele recht, meer in het bijzonder het arbeidsrecht. Ook zal worden stilgestaan bij de rechtspositie van de predikant.

Mr. Peter Raven is kerkrechtjurist en promovendus aan de TUA.