Misschien kent u haar nog, mijn moeder. In 2007-2008 schreef ik in dit Kerkblad een serie columns over haar sterfbed, onder de titel Afscheid van een moeder. Nu – 10 jaar later – kijk ik samen met mijn vier broers en twee zussen terug op haar moederschap. In een veelkleurig palet van woorden en herinneringen schilderen we het portret van een moeder.

 

Voorgeschiedenis

In 1950 trouwde mijn moeder Willy Visser met haar dertien jaar oudere wiskundeleraar Henk Kraaijeveld. God had hem verteld dat zij zijn vrouw zou worden, en zo geschiedde. Ze trok bij hem in, en bij zijn drie jaar oudere zus Bets met wie hij het ouderlijk huis bewoonde. Mijn moeder keek op tegen haar man en haar schoonzus.

Beiden hadden een duidelijke bekering meegemaakt, en hun bevindelijke geloofsleven was voor mijn moeder een begerige vrucht waar ze heel haar leven naar bleef verlangen. Mijn ouders kregen zeven kinderen. Ze waren gelukkig samen, maar kenden ook ziekte, armoede en verdriet. Pieter Jan, hun oudste zoon, raakte gehandicapt door een hersenvliesontsteking toen hij drie maanden oud was. En de keus van mijn vader om zijn baan op te zeggen, bracht grote financiële zorgen. Hij meende dat God hem vroeg predikant te worden. Vier jaar lang was hij werkloos. Het trok een zware wissel op ons gezin, maar mijn moeder geloofde heilig in zijn roeping. Ze stond er dan ook helemaal achter dat mijn doop werd uitgesteld, totdat hij die zelf aan mij zou kunnen bedienen. Op de achtste verjaardag van mijn zus Nelleke vertelde hij dat er die dag ‘uitkomst’ zou komen. Een paar uur later stierf hij aan een hartaanval, op de leeftijd van 57 jaar. Mijn moeders wereld stortte in. Ze bleef achter met zeven kinderen van 0 tot 20 jaar, en een schoonzus. De dag na mijn vaders begrafenis werd ik één. Zodra de gelegenheid zich voordeed, liet mijn moeder me dopen.

 

Geloofsopvoeding

Mijn moeder was kerkelijk opgevoed, maar zonder veel regels. Bij haar thuis werd gebridged en gedanst, en de zondag was bij uitstek geschikt voor uitjes en vliegtochtjes. Toch voelde ze zich aangetrokken tot het geloofsmilieu van mijn vader. Ze zoog alle kennis op als een spons, en hield het haarzelf en haar kinderen voor als een blauwdruk. Alleen zó was het goed en echt. Maar met de regels, kwam ook de angst voor overtreding, straf en een ingebeelde hemel.

Jan [62]: De liefde van God was sterk gebonden aan de beleving van pa en tante. Zelf was ze heel onzeker over haar eigen geloof en dat straalde ze ook uit.

Gerdien [55]: Het was heel duidelijk dat God een belangrijke rol speelde in haar leven. Dat er vaak gehuild werd over het wel of niet aangaan aan het Avondmaal vond ik vervelend. Ze gaf me wel een evenwichtig beeld van God.

Nelleke [52]: Ik vond het nogal moeizaam. Wel gunnend, maar ontzettend veel voorwaarden. Je moest eerst veel zondebesef en berouw hebben. Ik ben wel heel dankbaar in een christelijk nest opgegroeid te zijn.

Hans [48]: Ik had het idee dat ze God gebruikte als opvoeder. God ziet alles en is niet blij met wat je gedaan hebt. Angst werd gecultiveerd in plaats van gereduceerd, want het dreef je uit naar God. Toen ik als kind het boren bij de buren ervoer als geluiden uit de hel, moest ik bidden om bij God te mogen horen, in plaats van dat ze me geruststelde.

Ik [45]: Bij God is redding, dat leerde ze me al vroeg. Het geloof was iets levends. Het kende hoogten en diepten, raakte je innerlijk, en bepaalde je uiterlijk en je leefstijl. Je had een nieuw hart nodig; wie erom zou vragen zou niet worden overgeslagen. We luisterden naar Laat ons de rustdag wijden en De Muzikale Fruitmand. Maar als Gert & Hermien zongen, moest van tante het volume omlaag.

 

Beschermen en verzorgen

Mijn moeder hield ervan om ons in bescherming te nemen en rekening te houden met wat we graag deden of juist niet prettig vonden. Al was ze met haar oudste zoon en dochters veel voorzichtiger dan met haar drie gezonde jongens. En kwam ze alleen aan onze aard tegemoet als onze wensen niet te werelds waren.

Pieter Jan [64]: Op de lagere school werd ik gepest. In de pauze duwden ze me, en ze jouwden me uit. Als ik het mama vertelde, ging ze meteen naar school om het voor me op te nemen.

Jan: Ik werd een keer geslagen door de leerkracht van klas 6. Hij stuurde me naar het hoofd van de school, maar ik rende hard naar huis. Toen stuurde ma mij weer terug naar school zonder mee te gaan of te bellen. Dus toen kreeg ik ook nog met twee vingers van de directeur een tik in mijn gezicht, en ik moest strafregels schrijven. Heel onrechtvaardig.

Kees [61]: Ik had snel last van heimwee, dus ik hoefde nooit te logeren.

Hans: Nee, ik voelde me totaal niet beschermd. Mama was best naïef. Op de middelbare school nam een docent me regelmatig mee uit voor etentjes en concerten, maar mama zocht daar niets achter. Toen ik doorkreeg dat hij meer wilde, wuifde ze het weg. Ze vond het juist fijn voor mij, zo’n vaderfiguur! Ik nam afstand van hem. Later werd hij wegens misbruik geschorst.

Nelleke: Ze was veel te beschermend. Ik mocht vaak niet meedoen aan dingen, omdat ik daar vast hoofd- of buikpijn van zou krijgen. Als ze meer: ‘Toe maar, je kan het!’ had gezegd, had ik nu een groter zelfvertrouwen.

Ik: Ze regelde mijn vakantiebaantje, omdat ik het niet durfde vragen. Achteraf had ze me meer zelf op moeten laten knappen.

 

Overdragen van kennis en vaardigheden

Mijn moeder werd in 1928 geboren in Indië, uit Nederlandse ouders. Haar vader werkte op Borneo als boormeester voor Shell. Ze groeide op te midden van een andere cultuur, in een internationale omgeving, en maakte op haar tiende al een wereldreis per boot. Toen ze in 1939 op verlof waren, konden ze niet meer terug vanwege WO II. Ze vestigden zich voorgoed in Nederland. Mama kon boeiend vertellen over haar jeugd en opende daarmee vergezichten op baboes, inheemse gewoonten, apen op de veranda en onbekende landen. Ook leerde ze ons een klein mondje Maleis. Dankzij de filmavonden bij opa en oma gingen de verhalen echt voor ons leven.

Gerdien: Mijn moeder vond het leuk om anders te koken dan alleen de Hollandse keuken. En ze was heel gastvrij en belangstellend voor anderen.

Hans: Vooral over de bijbel leerde ze ons veel. De politiek en de maatschappij interesseerden haar niets. Behalve het orgelspelen hebben we weinig andere vaardigheden meegekregen.

 

Straffen en belonen

Een pedagogische tik hoorde er nog helemaal bij. Gelukkig vergat ze ook het belonen niet: een rol snoep in je schoollaatje, geld voor je rapport, een spel na een operatie.

Pieter Jan: Mama was streng, maar later trok ze je weer naar zich toe.

Kees: Mama sloeg harder dan pa of tante Bets, en ze was consequent. Ik kwam een keer later thuis dan was afgesproken. Ze had gezegd dat ze dan de deur op slot zou doen, en dat deed ze ook … Ik heb toen in het schuurtje geslapen, in een tuinstoel.

Hans: Ik was echt heel vervelend. Ik loog, omdat ik niks mocht en haar niet verdrietig wilde maken. Ik stal geld uit haar portemonnee. Moest naar het politiebureau vanwege een ‘bakkie’. Ze had veel strenger moeten zijn. Als ik gestraft moest worden, liet ze dat vaak door Jan of Kees doen.

 

Onvoorwaardelijk

Of we nu verkeerde dingen deden of niet, we wisten dat het mama’s liefde niet zou verminderen.

Kees: Toen ze mijn erotisch getinte literatuur (à la Jan Wolkers) vond, werd ze niet boos. Ze zei dat ze de verleiding wel begreep, en dat het haar ook nog wel wat deed. En toen ik moest trouwen, kreeg ik geen verwijt. Ze zei alleen: ‘Dat had mij ook kunnen overkomen. Hoe kan een onreine een reine voortbrengen?’

Hans: Toen mijn eerste vrouw me in de steek liet, koos ze mijn kant. Toen ik na een jaar van mijn tweede vrouw wilde scheiden, zei ze: ‘Jij was het gebroken vogeltje, en zij heeft je weer op je benen gezet. Maar jullie huwelijk was te snel.’ Mijn derde partner is katholiek, het maakte mijn moeder niet uit. Ook zij kreeg weer een plekje in haar hart. Toen voelde ik hoeveel ik van mama heb gehouden. Geen legitimatie van mijn keuzes, maar bevestiging vanuit onvoorwaardelijke moederliefde. Dat vond ik geweldig.

 

De liefde wel

Ik vond het bijzonder om met mijn broers en zussen terug te kijken en verhalen te lezen van ver voor mijn geboorte. Maar het zijn vooral de beelden die me dierbaar zijn: mijn veilige plekje naast haar in het grote bed, haar armen om me heen als ik onder het bijbellezen op schoot kroop. Het maakt voor ons niet uit of ze geslaagd is voor de manier waarop ze ons heeft opgevoed. Wat telt is dat ze ons liefhad. Onvoorwaardelijk. Tot aan haar dood. ‘Mama, is er nog iets dat u tegen ons wilt zeggen?’ vroegen we haar op haar sterfbed. ‘Heb elkaar hartelijk lief!’ antwoordde ze. Haar bruine ogen straalden. Mijn moeder had de liefde. Voor God, voor haar man en kinderen en haar naaste. We hadden ons geen betere erfenis kunnen wensen.

 

Wilma Kapitein-Kraaijeveld, Hoogeveen