Aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam staat het imposante gebouw van de voormalige Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. Helaas is het nu een theater. Maar in een driehoek boven de daklijst is nog een houtsnijwerk te zien dat herinnert aan vroeger dagen. We zien een vrouw, met haar ene hand rustend op de Bijbel en met haar andere hand wijzend naar de hemel. Twee kinderen aan weerszijden van een brandend altaar verbeelden respectievelijk met een zuil de Standvastigheid en met een kelk het Geloof. Op de daklijst eronder stonden de woorden uit Handelingen 3 vers 42: ‘En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.’ Ik ben verliefd op deze tekst. Het is een zeer krachtige samenvatting van de christelijke gemeente. Trouw aan het Woord, trouw in de gemeenschap, trouw in de gedachtenis aan het offer van Christus en volhardend in het gebed. In 1952 gingen de Hersteld Luthersen weer samen met de grote Lutherse kerk. De Nederlandse Bank vestigde zich toen in het gebouw. De tekst op de daklijst verdween, het houtsnijwerk bleef.

Pinksteren was een explosie, de uitstorting van de Heilige Geest. Jeruzalem was in beroering, er kwam vuur van de hemel. Vreemden verstaan elkaar, samen verkeren ze in een soort heilige dronkenschap. Petrus verheft zijn stem en spreekt het Woord. De luisteraars worden diep in hun hart getroffen. ‘Wat moeten we doen’ roepen ze. Bekeer je en laat je dopen is het antwoord van Petrus. ‘En met nog veel meer andere woorden legde hij getuigenis af en spoorde hen aan met de woorden: laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.’ Aan bezittingen werd niet meer gehecht. De gelovigen zochten de gemeenschap met God en met elkaar. ‘En ze bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen.’ Ze waren niet bij elkaar weg te slaan.

 

Christelijke gemeenschap wat is dat toch voor een wonderlijks iets? Het moet te maken hebben met de verschillende gaven die God onder de mensen uitdeelt. Ze komen alleen tot vrucht in de gemeenschap. Het zijn puzzelstukken die in elkaar passen, ze vormen een geheel, een lichaam, waarvan Christus zelf het hoofd is. Helaas is het niet altijd Pinksteren gebleven, het vuur is dikwijls geluwd, maar gelukkig nooit uitgedoofd. In de geschiedenis van de christelijke gemeente zien we het vuur telkens weer oplaaien. Er zijn opwekkingen, revivals en reformaties.

 

Een van de kenmerken van opwekking is de drang naar gemeenschap. Mensen worden naar elkaar toegedreven. Een mooi voorbeeld daarvan is de Moderne Devotie, een herleving aan het eind van de veertiende eeuw. Geert Grote (1340-1384) en Thomas a Kempis (1380-1472) waren de leiders van deze beweging. Er ontstond een hecht gemeenschapsleven. Eerst onder vrouwen en korte tijd later onder mannen. ‘Zusters en broeders des gemeenen levens’ noemden ze zich. Ze leefden samen in gemeenschap van tafel en van goederen zonder een kloosterbelofte af te leggen. Vroomheid, eenvoud en dienstbaarheid waren de kenmerken. Geestelijke zorg en onderwijs waren hun belangrijkste activiteiten.

 

Ook in de negentiende eeuw was er een ontwaken, het Reveil. De joodse christen Isaäk da Costa en de historicus Groen van Prinsterer waren toen de leidslieden. Er ontstonden gemeenschappen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Christelijke vrienden noemden ze zich. Ze ontmoetten elkaar in reunions met zang, Bijbelstudie en gebed. Daarnaast hadden ze hun werkvergaderingen. De Bijbellezingen bij Da Costa aan huis waren een sensatie. Weer was er een grote dienstbaarheid, die zich uitte in hulpverlening en in onderwijs.

 

Als de donkere wolken zich boven Duitsland en Europa samentrekken, sticht in 1935 de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer een predikantenseminarie in Finkenwalde. Hij leeft en werkt daar samen met zijn studenten tot het Bruderhaus in 1938 door de nazi’s wordt gesloten. Hij schreef er een prachtig boekje over, ‘Leven met elkander’. Uitgangspunt is psalm 133: ‘Zie, hoe goed en hoe liefelijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen.’ ‘Christelijke gemeenschap betekent gemeenschap door en in Jezus Christus.’

 

Als de culturele en seksuele revolutie in de westerse wereld in de jaren zestig haar triomfen viert, ontstaan er overal koffiebars. Jongeren zoeken steun bij elkaar, zingen, bestuderen de Bijbel en wijden hun leven aan Christus. Er ontstaan allerlei communes en communiteiten. ‘Niet alleen maar samen bouwen wij dit huis’, zingen Elly en Rikkert nog steeds. Alleen samen kunnen we onze opdracht in deze wereld vervullen.

 

En nu, in onze dagen. Een jonge vrouw heeft in Iran van medestudenten een Bijbel gekregen. God heeft tot haar hart gesproken. Maar elkaar daar als christenen ontmoeten is levensgevaarlijk. Ze willen het toch. Ze willen per se samen God eren. Waar komen ze dan samen? Dat is elke week verschillend. Vijftien minuten voor de dienst begint krijgen ze bericht over de plaats van samenkomst. Wonderlijk die onweerstaanbare drang om elkaar te ontmoeten, om God samen te eren. Dat vuur verdeelde zich wel, en het zette zich op ieder van hen afzonderlijk, maar toch, het was één vuur, één  Geest, de Heilige Geest. Pinksteren.

 

K. de Jong, Urk