De hervormers hebben veel gepreekt. Ook Luther heeft dat veel gedaan, met afgeschoren baard en in zijn monnikspij, zijn zwarte preekjas. De mannen staan in de kerk, de vrouwen en kinderen zitten.

 

Het preken gebeurt in de moedertaal, zodat klein en groot het kunnen volgen. Luther is voorstander van eenvoudig preken. 'Ik preek niet voor de geleerden (Melanchthon, Bugenhagen of Jonas), maar voor mijn Hansjes en Elsjes', zijn eigen kinderen. Hij wil geen vreemde talen en moeilijke uitdrukkingen in zijn preken. Christus heeft met eenvoudige woorden de farizeïsche wijsheden te schande gemaakt. Wel gebruikt hij voorbeelden, spreekwoorden en vergelijkingen. Hij haalt vaak kerkvaders en vooral Augustinus aan. Ook citeert hij wel eens een eigen lied. Soms eindigt hij zijn preek abrupt of  met een korte samenvatting. Hij stelt het concrete, bloedwarme leven op aarde aan de orde in een vrije voordracht en met grote levendigheid!

 

Angst

De dienst hoeft niet langer dan een uur te duren; in die tijd vrij kort. Allen luisteren met gespannen aandacht naar hem. Hijzelf doorstaat veel angsten, omdat hij bang is te blijven steken. Toen hij achtenveertig jaar oud was, zei hij: 'Ik zie er nog altijd tegen op, als ik preken moet'. Want hij wist zich instrument van God en preken is maar niet spreken óver God, maar God Zelf rechtstreeks door de prediker laten spreken. Elke dienst is vol gevaar, omdat je de gemeente op een zijweg kunt leiden. De prediker moet altijd op aanvechtingen van de duivel rekenen onder het preken.

Luther kon best begrijpen, dat de Wittenbergers liever een ander hoorden, vooral omdat zijn stem vrij mager was. Desondanks was hij een warm getuige van het heil, dat hij zelf in zijn Heer Christus vond. Ook was hij een levendige leraar en een praktische pastor, een meester van het woord en een man van de daad. Overal waar hij kwam, werd  hem gevraagd te preken. Naast drie keer per zondag hield Luther ook elke werkdag nog een dienst. Daarbij kwamen de korte huisdiensten in de kapel van zijn woning. We bezitten zo'n 2300 preken, door hoorders, meestal studenten, stenografisch opgeschreven. Tijdens zijn verblijf op de Wartburg heeft hij zelf veel van zijn preken uitgeschreven.

 

Hart van kerkdienst

Voor Luther is de preek het voornaamste stuk in de christelijke religie. Daarin geschiedt de gezagvolle presentatie van het heilsgebeuren. Gods Woord moet in de preek zijn werking doet. Daarom moet de Bijbeltekst helder uitgelegd en in zijn eigenheid verkondigd. De prediker is een klein mensje, maar wordt door Christus in dienst genomen om zijn Evangelie tot de mensen te brengen. Zo komt het als belofte van God naar ons toe en mag geloofd worden. Dat is de onzegbare goedheid van God voor ons. Het doel van de preek is: mensen brengen tot geloof en hen daarin opbouwen. Gods Rijk wil zo doorbreken in onze werkelijkheid.

Nu openbaart Gods Woord ons wet en evangelie. De wet staat daarbij in dienst van het evangelie en wil de mens als zondaar tekenen, hem in zijn eigen gerechtigheid en zelfvertrouwen breken en hem zo op de boodschap van het evangelie voorbereiden. De wet verklaart ons volgens Luther tot zondaars, het evangelie tot kinderen van God. Beide moeten gepreekt worden, want ze zijn beide het Woord van God, dat ons leidt tot boete en tot geloof. Er is geen andere weg tot het heil dan het horen van en gehoorzamen aan Gods wil. Door dit tweevoudige Woord werkt de Heilige Geest, die hiermee ingrijpt in mijn bestaan. Het is altijd pro me, voor mij bestemd. God spreekt daarin met twee woorden: het ene doet huiveren, gevuld met toorn; het andere troost, vertolkend zijn liefde.

 

Karakter

De preek betuigt, dat God Heer is en dat Hij ons betrekken wil in de werking van zijn Rijk. Dit zet ons in gevecht tegen de duivel. Geloven in Gods woorden jaagt de duivel op de vlucht. Onder zulke prediking is neutraliteit onmogelijk. Ze vraagt onze wezenlijke keuze.

Iedere prediking uit Oude en Nieuwe Testament is de verlengde arm van God om ons te redden (Luc.10, 16). Hiervoor moet alle menselijke grootheid wijken, ook al roept dit ergernis bij mensen op. De victorie van Christus moet zegevieren. De mond van de prediker is de mond van de Heer zelf. Daarom wordt het Woord als de 'levende stem' verkondigd, ja uitgeroepen als levend, scheppend en werkzaam Woord.

Na 1517 wil Luther geen allegorische uitleg van de Schriften meer (waarbij steeds maar weer wordt gezocht naar een diepere zin en betekenis van woorden). Hij wil de Christus preken, en het evangelie. De Heilige Schrift legt zichzelf uit.

De prediker moet daarbij altijd blijven studeren in het Woord. Hiertoe is hij geroepen. De beste voorbereiding voor de preekdienst is het onderwijzer-zijn, omdat een onderwijzer het grote geld doorgeeft in het kleine geld voor de leerlingen.

Zijn korte uitgeschreven preken waren een hulpmiddel voor predikers die niet zo goed onderlegd waren. Deze preken werden ook in de gezinnen gelezen als een soort dagboek voor de dagen van advent, kerst en de dagen daarna. Meestal hield Luther series preken of preekte hij  over actuele onderwerpen, zoals over het huwelijk en het gezinsleven.

Zo heeft hij de preek weer in ere hersteld, ook al had hij niet altijd de kerk vol hoorders.

 

T. Brienen, Hoogeveen