Tot de ouderdom ben Ik dezelfde en tot de grijsheid toe zal Ik u torsen (Jes. 46, 4)

 

Een oude spreuk gaat als volgt: Eén moeder kan beter zes kinderen onderhouden, dan zes kinderen één moeder.

 

Tja, het is een gezegde uit een ver verleden. Waar kom je nog een gezin met zes kinderen tegen? Natuurlijk er zijn uitzonderingen op die regel, gezinnen waar de onderlinge zorg goed verdeeld is en zo, maar toch…

Het geeft te denken, dat ook in die tijd ouder worden gepaard ging met je zorgen te maken. Hoe zal het verder gaan wanneer je oud en wellicht hulpbehoevender wordt?

 

In de tijd waarin wij nu leven, met over het algemeen kleinere en helaas ook steeds vaker gebroken gezinnen, een steeds slechter wordend sociaal vangnet en een veel meer op zichzelf gerichte maatschappij, slaat de schrik je soms om het hart.

Wie zorgt er straks voor mij, of zit ik iedereen maar in de weg? En wanneer je als oudere daarnaast ook nog de zorg voor je kind hebt omdat hij of zij die zorg zo nodig heeft? Hoe moet dat met hem of haar verder? Vragen waar je wakker van kunt liggen. Zorgen waar de buitenwereld vaak geen weet van heeft (of wil hebben). Mensen vallen nogal eens tegen. Je staat er in dit leven zo vaak alleen voor. Alleen?

 

Dan valt je oog op het vers in Jesaja zesenveertig. Er is een Vader in de hemel die ons kent. Die elke levensfase met ons mee wil gaan. Van vóór onze geboorte tot na ons heengaan. Hij geeft om ons. Zijn liefde en trouw zijn als een hand die ons draagt. Of we nu jong zijn, ouder of oud. Die hand is sterk, nog nooit is er iemand uit die hand gevallen. Aan die hand mogen we ons toevertrouwen.

Doen we dat, laten we ons in vol vertrouwen dragen waarheen Hij maar met ons wil, of gaan we onze eigen weg?

 

Lost de tekst zo al onze problemen op? Nee, maar we gaan die vaak moeilijke en onzekere weg niet meer alleen. Laten we onze levensweg gaan aan de hand van Hem die de weg weet, die de enige en ware Weg is.

En… laten we ook letten op de andere lopers.

Misschien zitten ze zondag wel naast u.

                                                                                            

 

Art van der Molen, Bierum