Luther was als pastor geen andere persoon dan de Luther die zijn grote huisgezin leidde, aan de universiteit college gaf, preekte en boeken schreef. Wat hij op de preekstoel en in de collegezaal bracht, kreeg in zijn pastoraat een praktische uitwerking maar kwam uit dezelfde bron voort: de liefde voor het Woord van God, dat voor mensenlevens een grote troost bevat, ook als zich situaties voordoen van ellende en verdriet.

 

Van Luther kun je niet zeggen dat hij in een ivoren toren theologie bedreef vanwege de hoge wetenschappelijke waarde ervan. Hij beoogde vooral de kerk van Christus verder helpen, niet alleen in de kennis maar ook in de beleving van het geloof. Zelf stond hij ook midden in het leven en beleefde hij de dingen die iedereen in die tijd beleefde. Dat geeft aan zijn werken dan ook een sterk praktische spits. Wat zijn pastoraat betreft nam hij een wat aparte plaats in: hij was niet de officiële pastor in Wittenberg. Toch legde hij wel eens een pastoraal bezoek af. Als hij bij een zieke kwam, liet hij die eerst alles over zijn ziekte vertellen. Wat was er aan de hand? Welke dokter werd er geraadpleegd en welke medicijnen schreef hij voor? Daarna kwamen de diepere dingen aan de orde. Kon de zieke zijn ziekzijn voor God geduldig dragen? Was hij bereid om te sterven, als God dat zo zou willen? Luther vond het 'iets groots' als dit bevestigd werd, 'want zo iemand heeft een genadig God, die bij hem aanwezig is'.

Veel vaker was echter het omgekeerde het geval: velen zochten Luther op en legden hem hun vragen voor. Van de inhoud van die pastorale gesprekken is weinig bekend. Daarnaast was Luther ook nog een pastor in zijn eigen huis voor de inwonende studenten en de vele gasten.

 

Briefpastoraat

Inhoudelijk biedt Luthers uitgebreide correspondentie een beter zicht op zijn pastorale inzichten. Wat is daarin de rode lijn? Het bieden van troost op grond van Gods belofte, zoals die tot ons komt in het evangelie van Zijn Zoon. Troost op grond van het evangeliewoord, dat een krachtig en werkzaam woord is, dat spreekt van Gods vrije genade voor zondaren in leven en in sterven. Het valt op, dat Luther ook in zijn pastorale brieven altijd vrij snel op Christus wijst. Ook daarin komt zijn christocentrische denken uit, net als in zijn preken.

Hoewel in Luthers pastoraat uiteenlopende thema’s aan de orde komen, maken aanvechtingen daarvan een groot deel uit, evenals ziekte en dood. Onderwerpen die duidelijk maken hoezeer het leven in die tijd hierdoor werd beïnvloed. Een pestepidemie kon in korte tijd vele slachtoffers maken. De sterfte onder kraamvrouwen en kinderen was hoog. Niet voor niets schreef Luther: 'Midden in het leven zijn wij door de dood omgeven.'

Luther laat in deze situaties alle ruimte voor ervaringen van verdriet en rouw, die menselijk en begrijpelijk zijn. Soms laat hij hierin iets van zijn eigen ervaringen merken. Twee keer verloor hij zelf een dochter: Elisabeth van acht maanden en Magdalena van 13 jaar. Toen één van zijn studenten plotseling 'aan de koorts' overleed, schreef Luther aan de vader: 

 

'Ik ben ook een vader en heb van mijn kinderen er twee zien sterven. Ook heb ik nog andere, grotere ellende dan de dood toch is, gezien. Ik weet dat zulke dingen pijn doen. Wij moeten echter die pijnen weerstaan en ons met de kennis van de eeuwige zaligheid troosten. God wil dat wij onze kinderen liefhebben en dat wij treuren wanneer zij van ons weggenomen worden. Toch moet die treurigheid gematigd zijn en niet al te hevig. Het geloof in de eeuwige zaligheid moet troost in ons werken.'

 

Een genadig God

Depressiviteit en aanvechting blijken ook in Luthers tijd veel voor te komen. Zelf had hij er ook wel eens last van. Zijn huisonderwijzer Hieronymus Weller leek er op zeker moment onder te bezwijken. Luther, die op dat moment niet thuis was maar gewaarschuwd werd, schreef hem een brief waarin hij stelde dat deze aanvechting een onmiskenbaar teken was dat Hieronymus een genadig en barmhartig God had. Dat was toch immers juist de reden waarom de duivel hem aanviel? Luther adviseerde: 'Lach om die tegenstander, veracht hem. Zoek iemand met wie je vertrouwelijk kunt praten. De eenzaamheid moet je in elk geval ontvluchten. Vermaak je met je huisgenoten en wees goedsmoeds. En bedenk dat God je niet zonder reden oefent. Hij zal je in Zijn dienst gebruiken, zoals Hij dat ook met mij heeft gedaan.'

 

Luther maakt de indruk een warme pastor geweest te zijn. Ook een pastor is en blijft echter een afhankelijk mens, die de meest wezenlijke hulp aan God moet overlaten. Daarom laten Luthers pastorale brieven aan het eind vaak dezelfde zinsnede zien: de belofte om voor de geadresseerde te zullen blijven bidden.

Christa Boerke, Apeldoorn

Drs. C.T. Boerke is docent kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn