Maar Ik zeg u …(1)

 

Jezus ontleende het onderwijs dat Hij gaf, voor een belangrijk deel aan de wet van Mozes en de uitleg daarvan door de profeten. Maar de Heiland bleef niet staan bij letterlijke teksten uit oude geschriften, en de uitleg die de schriftgeleerden daarvan gaven. Hij wilde dat de zijnen de diepste bedoeling van de wet van God zouden verstaan.

 

Christus deed in zijn bergrede een zestal uitspraken die uit twee delen bestaan: een constatering, en eigen onderwijs (Mat.5,21-48). Dat onderwijs leert wat God echt bedoelde met zijn wet. Je bent daaraan niet trouw als je blijft staan bij de letterlijke betekenis van die woorden, of je eigen invulling daarvan. Pas wie de bedoeling van God echt ter harte neemt, is trouw aan de wet en de profeten. Zijn gerechtigheid is dan groter dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën (5,20), die van zichzelf beweerden dat zij trouw waren aan de wet en de profeten, maar dat ondertussen niet waren.

 

Voedingsbodem

Wat kunnen mensen soms boos zijn. Iemand heeft iets gedaan waarmee jij het absoluut niet eens bent. Je ventileert je ongenoegen en voelt je zelfs in je eer aangetast! Het houdt je bezig! Je gaat ermee naar bed en ligt er wakker van. En de volgende dag ben je opnieuw boos. In je gedachten borrelt er soms een verwensing op. Nog maar een kleine stap en je koestert die boze gevoelens zelfs. Je voedt ze, onbewust misschien. Ongemerkt zijn deze gevoelens een manier van leven geworden. Je bent eraan gewend.

Allerlei situaties kunnen aanleiding geven tot onvrede. Stel, je medebroeder had je auto geleend. Toen je hem terugkreeg zat er een kras op de zijkant. Het desbetreffende gemeentelid beweert nog steeds dat die kras er al op zat. Het kwam erop neer dat je zelf de kosten van het overspuiten moest betalen. Ja, je groet je broeder nog wel, maar ondertussen zijn je gedachten allerminst vriendelijk.

Jezus herkende deze manier van leven in zijn omgeving. Hij zag huichelachtigheid. Mensen spraken schande over geweldsdelicten. De zwaarste straf voor een moordenaar was nog niet zwaar genoeg. Scherp waren de veroordelingen die werden uitgesproken.

Maar wat deden ze zelf? Wat was hun eigen manier van leven? Wat werkten de woorden uit die zij spraken? Legden zij misschien met hun woorden zelf een voedingsbodem voor geweld? Kan wat je zegt niet even erg zijn als daadwerkelijke doodslag? Kijk naar wat pesten soms uitwerkt. Het kan een bloeiend leven totaal te gronde richten.

Jezus wil dat de zijnen anders zijn. Hij sprak zijn discipelen daarop aan. Blijkbaar was dat nodig. Ook in de kerk kan de oude natuur een hartig woordje meespreken.

 

Rechtbank

Die natuur is gericht op overleven en op zelfhandhaving. Ieder mens is van nature geneigd voor zichzelf op te komen. Als dingen anders gaan dan we zelf zouden willen, kunnen we boos worden, én boos blijven. Zo gebeurt dat ook wel eens in kerkelijke vergaderingen. Dan kom je sterk op voor wat je zelf vindt:  'Dat iemand dat voorstelt! En zo optreedt!' Soms is er bijna slaande ruzie.

Het onderwijs van Jezus begint met wat bekend is: 'U hebt gehoord dat tegen de ouden gezegd is: U zult niet doden.' En ook 'Wie iemand doodt, zal door een rechtbank schuldig bevonden worden' (Mat.5,21). Hij haalt een gebod van Mozes aan, en veronderstelt ook de manier waarop mensen met dat gebod omgaan. Niet goed dus: weet wel, al wie 'ten onrechte' boos is op zijn broeder, zal schuldig bevonden worden door de rechtbank (Mat.5, 22)! 'Ten onrechte', zo staat er. Eigenlijk heb je er geen reden toe.

 

Zachtmoedigheid

De vertaling uit 1951 spreekt over 'in toorn leven'. Dat geeft aan dat je boos blijft. Je maakt het niet goed. De Nieuwe Bijbelvertaling daarentegen legt meer nadruk op de hevigheid van de toorn, en spreekt over een 'in woede tekeergaan' tegen een broeder of zuster.

Nee, heftige toorn is op zichzelf niet verkeerd. Jezus zelf ontstak in woede tegen mensen die het huis van zijn Vader misbruikten. En wat te denken van de brandende toorn van de Allerhoogste?

Jezus keert zich – op zichzelf genomen – evenmin tegen het in-toorn-blijven-leven. God blijft toch ook boos op wie zijn eer hardnekkig en welbewust aantast? Het punt is of je boosheid terecht is.

Maar wanneer is boosheid terecht? De Bijbel laat daarover geen misverstand bestaan: als de eer van God wordt aangetast. En ook als het heil van de naaste in het geding is. Dan kan en mag er boosheid blijven, en mag deze ook hevig zijn.

Maar het ligt dus anders als je eigen eer wordt aangetast. Als je boos wordt – zo zegt de apostel Paulus – zondig dan niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid (Ef.4,26). In de gemeente mag de toorn geen vaste plek hebben (Ef.4,31). Voel je je in je eigen eer aangetast, en blijf je boos, dan is het de vraag of je de diepste bedoeling van het woord van God begrepen hebt. De zonde van onterechte boosheid zal in het oordeel over je leven niet ongenoemd blijven.

(In het volgende nummer het vervolg.)

 

D.J. Steensma, Feanwâlden