Geloof als instrument
In die reeks woorden 'roeping, wedergeboorte, geloof, bekering, rechtvaardiging en heiliging' mag je het geloof wel als het centrale woord noemen. Niet omdat het geloof belangrijker is dan de andere woorden, maar omdat juist dit woord aanduidt wat aan de kant van de mens zit.
Geloven is de manier waarop een gelovige houvast heeft aan Gods genade, aan zijn beloften, aan de Here Zelf. In bijna al die woorden ligt de nadruk op Gods werk, in het geloof is ook de mens actief. Geloven is een werkwoord! En wie gelooft, heeft alles! De cipier in Filippi hoefde maar één ding te doen om behouden te worden: geloven (= vertrouwen) in de Here Jezus Christus (Hand.16,31). Zo is het evangelie een kracht van God voor ieder die gelooft (Rom.1,16).
Is het geloof, waarin de mens voor honderd procent actief is, dan onze bijdrage aan het heil? Echt niet! Het geloof richt alle aandacht op Christus, op het Woord, op het heil dat buiten ons ligt. Het doet ons juist zeggen dat alles genade is. Kernachtig zegt Paulus het in Romeinen 4, 16 'Daarom is het uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade.’