Vroeger bij ons thuis hadden we een kolenkachel waarop ook gekookt werd. De kolen lagen in de schuur, helemaal achterin. Ik weet niet waarom het was, maar moeder liet ons altijd tegen het avondeten kolen halen. In de schuur hing helemaal bovenin een heel klein lampje. Maar daar achterin was het nog steeds donker, met van die nare donkere hoeken met donkere schaduwen. Ik vond het vreselijk om kolen te halen en ik heb nooit begrepen waarom dat in het donker moest. Maar je zei er niets van, want dat was kinderachtig.
Dat kleine kinderen vaak bang zijn in het donker weten we allemaal. Vaak brandt er een klein lichtje op de slaapkamer. Of het licht op de overloop blijft branden en de deur blijft
?s nachts open. Wat grotere kinderen gaan fluitend of zingend door het donker. Dan lijkt het net of je niet bang bent. En ook volwassen houden niet van het donker. Mensen houden er niet van als een straat slecht verlicht is. En heel vaak zie je dat er in de tuinen een licht is aangelegd met een sensor. Als je dan thuiskomt, gaat het licht aan zodra je de het tuinpad oploopt. Bijna iedereen is bang in het donker.

De maand december is een donkere maand. En nu hebben de mensen daar ook wat op gevonden. Halverwege de maand worden de kerstbomen versierd. Een ster voor het raam en de kaarsen worden aangestoken. En als je ?s avond door het landschap rijdt, zie je overal lichtjes. Lichtjes in de bomen, de huizen zijn verlicht. Verlichte rendieren en kerstmannen. Ook in de stad is er erg veel verlichting. We proberen met zijn allen het donker terug te dringen.
Zijn we bang voor die lange donkere decembermaand? Ik denk het wel. We zijn bang voor die grote donkere wereld daar buiten en kruipen knusjes bij elkaar bij de lichtjes.

Straks is het weer januari. Opgelucht vertellen we elkaar dat de dagen weer langer worden. Het ergste is achter de rug. We durven onze lichtjes weer op te ruimen. Nog hier en daar een kaarsje voor de gezelligheid.

Maar we vergissen ons. De wereld is nog steeds donker en gevaarlijk. We hebben nog steeds heel veel licht nodig. We hebben het Grote Licht nodig. Dat Licht is al gekomen en daar denken we nu aan in december, met het kerstfeest.
Maar we mogen ook uitzien naar het Grote Licht. En dan is het feest. Een groot Lichtfeest.
Als God bij ons komt wonen dan zal het nooit meer donker zijn. Want het donker kan dat Licht niet verdragen.

Nu is het nog donker. Elke avond wordt het donker. En in heel veel mensenharten is het ook donker. De kinderen zingen met Kerst dat God van ons verwacht dat we een lichtje zijn. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de ander. We moeten mensen roepen om in onze lichtkring te komen. Dan kunnen we samen uitzien naar de komst van het Licht en dan zal het nooit meer donker zijn. Dan hoeven we ook nooit meer bang te zijn in het donker.

Laat zo uw licht schijnen voor de mensen.

Dronten                                                                                                   
Aurelia Jonkman