Oude tradities worden ingeruild voor nieuwe. Neem de stille tochten of neem de tendens rond begraven om er een feest van te maken. Een gekleurde kist, kunstzinnig muziekspel en po?zie. Laat ik nu eens bij dit laatste blijven. Begraven. Dat past toch bij Pasen. Het eindigde met een graf en het begint met een graf, een open graf. In de kern is de christelijke boodschap: Juist door Christus' dood breekt het eeuwige leven baan. De Oude Kerk heeft dat aangevoeld en het is later nagevolgd. Op Paasmorgen vroeg zingen op de begraafplaats. Twee herinneringen van mij. Onlangs leefde ik mee met een vriend wiens moeder was gestorven en werd begraven. Als dominee maak je het dan eens mee van de zijkant. Observerend. Mij trof het moment dat alle kleinkinderen een kaars namen, rondom de kist van oma stonden in een intieme kring. Elk ontstak zijn kaars en zei een woord of een tekst. Een ritueel. Zinnig. Zo raakten ze betrokken. Konden zij iets kwijt. Ik observeerde de dominee. Een vrouwelijke, die de gestorvene had gekend. Stijlvol in toga trad zij op. Ook dat heeft zijn betekenis. De voorganger als steunpilaar, als anker in een zee van emotie. Aan het eind sprak mijn vriend een in memoriam. Ook een ritueel. Het verleden in het gelaat kijken en duiden met tastende woorden of een anekdote die ontroerd of even een grinnik door de kerk doet gaan. Daarna werd het letterlijk een uit-vaart. Vanuit het grote dorp naar een klein gehucht, Woltersum. Ik meende, op naar het kerkhof, naar de graven die het oude Godshuis omzoomden; zo vol betekenis. De Heer is Herder van levenden en doden. Ook de doden dichtbij God. Echter, vlak voor de kerk bogen we af naar de nieuwe begraafplaats, buiten het gehucht. Alsof de dood en de doden hadden moeten wijken van God en mensen en van het leven. Het voelde als zichtbare secularisatie. De hof geweken voor een platte plek. De dodenakker tussen de andere akkers van bonkige klei. De wind huilde door de kale takken, de kou deed ons wegduiken in onze kleren. We voelen ons ontheemd. Zo schreden we voort het graf tegemoet. De open kuil vlak naast het hek. Maar niet rechtstreeks stapten we op het graf af. We gingen eerst helemaal om de begraafplaats heen. Alsof we de dood wilden ontlopen. De ommegang. Een ongekend ritueel. Vanouds om de boze geesten te misleiden. Wij weten van dat alles niet meer. We denken dat het hoort bij de plechtigheid. Zo liepen we om en kwamen daar waar het begon: het open graf. Ik zei nog tegen de dominee met wie ik opliep, en fluisterend dingen deelde: 'We kunnen de dood niet ontlopen, we lopen dood op de dood.' Troostvol toch het slot. We beleden de Heiland en zongen van God. Zo gingen wij heen.
Dat brengt me bij een tweede herinnering. Eens was ik op Eerste Paasdagmiddag op de begraafplaats van Rotterdam-Zuid. De plek waar ik zoveel leden van mijn gemeente had uitgezaaid in de akker van de aarde tot Christus' wederkomst. Beklemd liep ik langs de graven, zoekend naar bekende namen; langs de kindergraven ook. Dan huilt je hart te meer. Das Unvollendete! Het nam me helemaal in beslag. Opeens hoorde ik een stem tegen mij zeggen: 'Meneer, wilt u de begraafplaats gaan verlaten. We gaan sluiten.' Een zakelijk woord, maar voor mij werd de beheerder opeens een prediker van het Paasevangelie. Is dat niet wat de Bijbel zegt en op Paasmorgen klinkt: ' Wat zoekt gij de levenden bij de doden; Hij is hier niet want Hij is opgewekt!' en verder: 'En gaat terstond op weg...gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen ze Mij zien.' We leven van het graf af. We gaan sluiten. Daar moeten we nog maar eens een ritueel voor bedenken.

Assen               
Stoffer Otten