Al meer wordt duidelijk dat we als christenen in een minderheidspositie zijn terecht gekomen. Christelijke waarden en overtuigingen mag je in de priv?sfeer laten gelden, maar kom er niet mee in de publieke arena. Daarbij krijgen we ook hoe langer hoe meer te maken met kritiek op en bestrijding van het christelijk geloof. Zomaar kan een collega op je werk je voor de voeten werpen: 'Wie zegt dat jij gelijk hebt, onze Turkse collega kan toch ook gelijk hebben?'. Of een vraag aan een jongen of meisje op school: 'Bewijs maar eens dat God bestaat'. Het unieke en de echtheid van het christelijk geloof wordt vandaag van alle kanten aangevallen. Hoe moeten we hiermee omgaan? Moeten we ons erbij neerleggen of hebben we de roeping onze 'vijand' te bestrijden? Ik denk het laatste. Maar hoe doen we dat? Zou de manier waarop christenen in de Vroege Kerk hier mee omgingen ons iets kunnen leren?
Hoewel hun situatie niet op alle punten op de onze geleek, hadden ze dit wel met ons gemeen dat ze een kleine minderheid vormden te midden van een heidense samenleving. En daar sloten ze zich niet vanaf. Ze zeiden niet: 'Laat de wereld maar praten, wij gaan onze eigen weg'. Integendeel, ze namen de kritiek serieus en dachten erover na hoe ze er een antwoord op konden geven. Ik wil drie aspecten noemen waar wij iets van zouden kunnen leren. Allereerst deed men alle pogingen om de vooroordelen die tegen christenen leefden te weerleggen. Men ging het gesprek aan met medeburgers, buren en bekenden. Zijn wij daar ook toe in staat? Wie kennis neemt van de aanvallen die ook vandaag op het christelijk geloof worden gericht via met name de media zal merken dat de vooroordelen legio zijn. Mensen hebben geen enkel begrip meer wat christenen beweegt en wat hun geloof inhoud. Christenen zijn huichelachtig, hun moraal ontneemt je alle vrijheid, ze moeten hun verstand op nul zetten, ze plaatsen zichzelf buiten het wetenschappelijk denken. In de Vroege Kerk haalde men over de vooroordelen niet de schouders op, maar men probeerde ze te ontzenuwen. Kunnen wij dat nog of schort het ons juist aan de kennis die nodig is om karikaturen te weerleggen?
In de tweede plaats waren de christenen in de Vroege Kerk overtuigd van wat ze geloofden. Vol van Christus, van Zijn genade, heerlijkheid en majesteit vertelden ze dat Hij de gegeven Zoon van God is door Wie men tot God kon naderen. Men schaamde zich niet om christen te zijn. Men liet juist blijken wat een voorrecht en rijkdom het was om Christus te kennen en Hem te dienen. Men was er in zekere zin trots op. Vrijmoedig, vol overtuiging, fier trad men naar buiten. Schort het daar bij ons niet aan en is dat niet de oorzaak van wat oud-eurocommissaris Bolkestein eens zei: 'Veel christenen in Nederland zijn zo bloedeloos'.
Het derde dat ons bij de christenen uit de Vroege Kerk opvalt, is hun heilige levenswandel. Te midden van alle bestrijding en kritiek hielden ze er een hoge moraal en levenswijze op na. 'Wij christenen delen wel onze tafel, niet ons bed', lees je in een brief uit die tijd. Met andere woorden: gedreven door de liefde hielp men hun medemensen in hun noden en was men gastvrij. Maar als het ging om het naleven van Gods geboden was men trouw. Heiligheid en liefde gingen hand in hand en dat viel op.
Zouden wij, levend in een modern heidense maatschappij, van de Vroeg Christelijke Kerk niet veel kunnen leren?

Heerde   
G. v.d. Groep