ImageIn een themanummer over muziek in de kerk mag een recensie over een boek dat juist daarover gaat niet ontbreken. Enkele maanden geleden verscheen dit boek.

Ronald Koops (zangleider, liedschrijver en pianist) geeft al enige tijd onderwijs over lofprijzing en aanbidding in de (traditionele) kerk. Hij is bij een breed publiek geliefd om zijn ingetogen vertolkingen van bekende psalmen, gezangen, nieuwe liederen en eigen composities op de piano. Hij maakte diverse instrumentale piano-cd?s zoals Key of Eternity, Verlangen, Rust en Laten wij aanbidden, waarbij vooral de rust en stilte benadrukt wordt. Eerder schreef hij het boek ?De kracht van muziek?. ?Een Kerk vol aanbidding!? is daarvan het vervolg en een verdieping. Bovenstaande zette me verwachtingsvol aan het lezen.

Veel gemeenten zitten met het vraagstuk van muziek en zang in de eredienst. En altijd roept het spanningen op tussen voor- en tegenstanders van verandering. Vaak loopt de scheidingslijn daarbij tussen de ouderen en de jeugd. Steeds meer kerkenraden willen de wens van jongeren voor verandering wel honoreren. Anderzijds zijn ze beducht voor ruzie in de tent. Komt bij dat kerkenraadsleden veelal leken zijn op het gebied van de liturgie: Wat mag, wat kan, wat is passend en waarom wel en waarom niet? Vaak wordt er op het gevoel af een standpunt ingenomen. Hetzij om het bij het oude te laten, hetzij om radicaal het roer om te gooien of, als derde variant, een mix van allerlei stijlen en vormen in dezelfde dienst of in twee aparte diensten. De Anglicaanse Kerk kent de zgn. ?mixed economy?. Een dienst hoog-liturgisch, een volgende als ?familyservice? of Song of Praise dienst (pag. 139). Dat laatste vaak ook met de idee ?dat we dan een frisse en aantrekkelijke gemeente zullen worden of zijn?.

Koops gaat in zijn boek vooral in op wat aanbidding is. Het is voor hem vooral: het moment in de eredienst waarin de gemeente God aanbidt, eventueel met behulp van muziek (pag. 19). Aanbidden is niets minder dan erkennen wie God is (pag. 20). Het is een opdracht van God en het is gericht op God en het staat boven de omstandigheden (pag. 28). Aanbidden heeft te maken met liefde voor God. We worden vaak weerhouden om te aanbidden omdat er bij veel christenen angst is voor God (pag. 33). Wat het aanbidden van God uitwerkt in je leven, illustreert hij regelmatig met voorvallen uit eigen leven. Het bracht hem tot verootmoediging. Het bracht hem vertroosting. Het tilde hem uit somberheid (pag. 59).

In het boek zet hij uiteen hoe in het Oude en Nieuwe Testament aanbidding naar voren komt. In het O.T. vooral in de (lof)offers, in de zang van priesters en Levieten en in de psalmen. In het N.T. als reactie op wonderen van Jezus en op Gods grote daden; als lofoffers van onze lippen (pag. 61-105). Koops stelt dat God de Bedenker is van muziek en dat muziek een cadeau van God is. Het kan misbruikt worden. Bijvoorbeeld in Dan. 3 zet de muziek aan tot aanbidding van het beeld van Nebukadnezar. Maar van oorsprong is het goed en in de kerk wil het zijn waarvoor het bedoeld is: tot eer van God! (pag. 112)

Dat brengt hem tot de stelling: nieuwe muziek, niet of maar hoe. Dat er vaak strijd over ontstaat, wijt Koops vooral aan hoogmoed over en weer. Terwijl de houding van iedere christen juist moet zijn die van zachtmoedigheid (pag. 132). Hier heeft hij een punt waar we mogelijk wel als eerste mee aan de slag moeten, wil er sprake kunnen zijn van verandering of beproeven van nieuwe vormen.
Tenslotte gaat hij in op wat aanbidding in de eredienst kan blokkeren. In dat deel lezen we heel wat behartigingswaardige tips vanuit zijn eigen ervaring; bijvoorbeeld dat de muziek te hard is of dat het te veel een show wordt (pag.141ev.). Ik kan de nodige kanttekeningen plaatsen bij dit boek. Ik vind het te veel geschreven vanuit de eigen ervaring van de schrijver zelf. Hij heeft zich te weinig verdiept in hoe in de ?oude kerk? lofprijzing vorm kreeg of waarom de traditionele vormen die er nu nog steeds zijn indertijd zijn ontstaan en hoe we daar op een nieuwe manier mee verder zouden kunnen. De lijst van bronnen die hij heeft geraadpleegd is uitermate kort. Mooie dingen over het totaal van de liturgie zijn te lezen bij W. Barnard of bij Prof. Jonker. Muziek mag dan een cadeau van God zijn; maar niet alle muziek en niet alle liedvormen zijn geschikt voor de eredienst. De brochure ?Zuiver zingen? van onze Deputaten Eredienst geeft wat dat betreft in alle kortheid zinnige dingen daarover weer. Zij wijzen er bijvoorbeeld op dat sommige melodie?n onvoldoende samenhang hebben of dat de melodie begint met een zwakke toon. Bij dat laatste is de kans groot dat de gemeente amper of niet goed kan inzetten. Bij heel wat Opwekkingsliederen zit daar veelal het probleem. Probeer maar eens Opw. 346 ?Maak ons tot een stralend licht voor de volken? samen te zingen. Het zal je niet of nauwelijks lukken. Al met al moeten we positief kritisch zijn bij wat we wel of niet zingen en ook moeten we ?nee? durven zeggen.

Ik vind het jammer dat in dit boek het gebruik van muziek alleen belicht wordt in het kader van aanbidding. Naar mijn stellige overtuiging moeten muziek en zang belicht worden vanuit alle aspecten van het geloof. Zang en muziek moeten ook uitdrukking kunnen en willen geven aan schuldbelijden of aan het klagen. Zeg maar, de taal en toonsoort van Ps. 6 moet ook zijn plaats hebben. Die vind ik in dit boek helaas niet. Tegelijk blijft waar dat er te weinig werkelijke aanbidding in onze diensten zit. Dat zit hem niet per se in een psalm of gezang, maar vooral daarin dat we vaak onnadenkend zingen. Met Prof. Jonker zou ik willen zeggen: Laten we beseffen welke diepe dimensies er bij de lofprijzing aan de orde komen. In de lofprijzing komt de ervaring van de ziel, de beleving van de tijd, de betrokkenheid op de kosmos en de verbondenheid met de hemelse eredienst tot uitdrukking!

Assen                   
Stoffer Otten

N.a.v.: Ronald Koops, Een kerk vol aanbidding!, 179 pag., ? 14,95, Uitgave Medema Heerenveen