ImageIn de titel van dit artikel staat na het woord ?uitschrijven? een aantal puntjes. Die worden meestal in een zin neergezet om de lezer tot een moment van stilte te manen: er wordt iets gezegd dat tot speciale bezinning stemt. Zo is het hier ook bedoeld: in deze artikelen wordt een zaak aangesneden die verdriet doet en daarom tot nadenken stemt.

Een kerkenraad die zich met de vraag gaat bezighouden hoe hij zal omgaan met randkerkelijken, wordt vooraf meteen met de vraag naar het eigen functioneren geconfronteerd. Niet zelden gebeurt het dat de zaak aan de orde komt met de komst van een  nieuwe predikant. Deze probeert de gemeente ?in beeld te krijgen?, doet kennismakingsbezoeken (althans in gemeente waar dat qua aantal te doen is) en stoot op een aantal leden die duidelijk geen blijk van herkenning geven wanneer hij zich (telefonisch of per mail) meldt. ?Wie bent u? O! Maar namens wie belt u dan? O, de christelijke gereformeerde kerk? maar daar doe ik al lang niet meer aan; mijn ?uders zijn daar lid van?. Vervolgens meldt de predikant dat op de kerkenraadsvergadering en dan wordt het spannend: kunnen de broeders verklaren dat degene die hier ter sprake komt, trouw huisbezoek heeft gehad, of dat in ieder geval jaarlijks is getracht contact met hem te leggen? Dat kan door de wijkouderling zelf gedaan zijn, of door een daartoe aangestelde bezoekbroeder of ? zuster, maar het is van belang dat er minimaal een communicatief lijntje ligt, en waar mogelijk een pastoraal lijntje.
In de kerkorde staat dat de gemeenteleden jaarlijks huisbezoek zullen ontvangen (art. 23). De achtergrond daarvan is dat de herders van de gemeente de aan hen toevertrouwde schapen namens de grote Herder der schapen zullen weiden en begeleiden. Leest u het bevestigingsformulier voor ambtsdragers er maar eens op na! Stelt u zich voor: er is een kerkenraad die overgaat tot een procedure tot uitschrijving en daartoe een gemeentelid aanschrijft. In de brief wordt een duidelijke geestelijke toon aangeslagen, zodat duidelijk is dat het lidmaatschap van de gemeente van Christus niet zomaar te vergelijken is met dat van de plaatselijke damclub, maar dat in deze zaak gaat om de Herder die zijn herders als instrument gebruikt om de schapen op te zoeken die naar zijn stal gedreven moeten worden. In de brief wordt dat benadrukt, en dat hoort ook zo: dat is de geestelijke toonhoogte waarop deze verdrietige dingen horen te staan. Maar? deze kerkenraad is een aantal jaren nalatig gebleven in het zoeken van een pastoraal contact met dit gemeentelid. Die kerkenraad kan volkomen terecht te horen krijgen dat de diepte van de brief die hij schreef in schrille tegenstelling staat tot het gebrek aan aandacht dat hij gedurende lange tijd gegeven heeft. Daarmee wordt de brief ontkracht en het zal tot veel weerstand leiden, bij het betrokken gemeentelid, maar ook bij zijn familieleden (waarover later in deze serie meer).

Laten alle kerkenraden zich dus toeleggen op een duidelijke pastorale relatie met ?l hun gemeenteleden, voor wat hun eigen verantwoordelijkheden daarin betreft!

Het contact stokt?
In de loop van het pastoraat door de jaren heen zal blijken dat er telkens een aantal leden is waarmee het contact moeizaam verloopt: gesprekken worden steeds moeizamer, op een gegeven moment kan er geen bezoek meer afgesproken worden, soms ontdekt de verantwoordelijke broeder of zuster in de wijk dat het huis of het appartement leeg staat of dat er een ander woont, zonder dat het gemeentelid een adreswijziging heeft doorgegeven. De ene keer is er sprake van een dooplid dat nog bij de ouders thuis woont, maar dat niet meer benaderbaar is voor huisbezoek (en als het goed is, wordt vanaf een bepaalde leeftijd ook zo?n lid gevraagd voor een apart huisbezoek, d.w.z. niet samen met de ouders), de andere keer is de betrokkene al zelfstandig, en woont samen of is getrouwd, heeft zelfs al ??n of meer kinderen uit deze relatie? Maar de kerkenraad constateert met verdriet dat hij buiten alle ontwikkelingen wordt gehouden. Daarin wordt duidelijk: voor dit gemeentelid best??t de kerkenraad, en bestaat de gemeente eigenlijk niet meer.

Het is aan te  bevelen om bij constatering daarvan van deze gemeenteleden een aparte lijst op te maken. Op deze lijst wordt de geestelijke ontwikkeling van jaar tot jaar bijgehouden. Dat is geen lijst om vrolijk van te worden, maar het is wel dienstig in het geestelijke geheel: zodoende krijgt men zicht op het verloop van het proces (hetzij positief, hetzij negatief) en voorkomt men dat men bij besluiten op het geheugen afgaat. Men voorkomt er ook mee dat bij personele wisseling van een pastoraal contact de nieuwe broeder weer ?helemaal overnieuw moet beginnen?. Daar is immers niemand mee gediend. Er zijn kerkenraden die de gewoonte hebben om een dergelijke lijst elk jaar op een vergadering te agenderen: de namen van de leden op deze lijst krijgen de aandacht, er wordt bezien hoe de ontwikkeling het afgelopen jaar is geweest, nieuwe afspraken worden gemaakt. En het gebed vormt van dit kerkenraadsgesprek een wezenlijk onderdeel.

Verbreding naar de gemeente
Op dit punt aangekomen wil ik een verbreding maken naar de gemeente. Het is van groot geestelijk belang dat de gemeente w??t dat de kerkenraad ernst maakt met het hoeden van ?lle schapen. Het is ook van belang dat met regelmaat in de gebeden in de eredienst en van tijd tot tijd in de prediking er aandacht is voor deze zaken. Het mag niet voorkomen dat deze zorg alleen een kerkenraadszorg is (en op een afgeleide manier een zorg van de penningmeester, die de afdrachten voor de kerkelijke kassen verzorgt). Het dient de gem??nte een zorg te zijn dat niet ieder met hen optrekt naar Gods huis op zondag, dat niet ieder deelneemt aan het gemeentelijk leven, dat er schapen zijn die de goede Herder uit het oog hebben verloren.

Als ik een voorbeeld mag geven: toen ik als gastpredikant voorging in de gemeente waaraan ik nu verbonden ben, kwam in de preek deze zaak onder de aandacht, en in de gebeden erna had het een ruime plaats. Na afloop van de dienst nam ik een exemplaar van het onlangs verschenen gemeenteblad mee. In een kerkenraadsverslag las ik toen dat er een moeder op de vergadering was geweest, die daar gepleit had voor dat wat ik in de alinea hierboven omschreef. Het ging namelijk om sommige van h??r kinderen, maar ook om die van anderen? ik wist daar dus niet van, maar voelde iets van de Heilige Geest, omdat dit thema juist die zondagmiddag aan de orde was gekomen.

Waarom deze verbreding naar de gemeente? Alleen al hierom omdat pastorale zorgen per definitie gemeentelijke zorgen zijn (in het eerste artikel schreef ik over de gemeente die bidt wanneer er sprake is van kerkelijke tucht). In de tweede plaats omdat een onverhoopt besluit tot uitschrijving des te beter door de gemeente ? en speciaal door familie! - gedragen zal worden, wanneer deze weet dat de kerkenraad zich echt heeft ingezet om dat te voorkomen, maar dat het een laatste stap is in een geestelijk proces dat zich bij het gemeentelid heeft ingezet en dat de raad, ondanks alle pogingen daartoe, niet heeft kunnen tegenhouden.

Samenvattend
Het bovenstaande samenvattend: het zal duidelijk zijn dat ik pleit voor een zorgvuldig beleid, gedragen door zorgvuldig handelen. Daarbij kan niet vermeden worden dat er op een gegeven moment gehandeld wordt: in de gereformeerde traditie dient gerekend te worden met de Bijbelse werkelijkheid dat niemand in slaap moet worden gesust met een in feite ?slapend? lidmaatschap. Daarvoor staat er geestelijk teveel op het spel. Daarom zal iedere kerkenraad dit tot een punt van beleid maken. In het geloof (soms tegen de klippen op) dat zelfs wanneer gemeenteleden niet als zodanig te boek staan, hun doop niet kan worden uitgewist (gelukkig kennen wij geen ?ontdoping?), en hun namen voortdurend nog in Gods handen kunnen worden gelegd. Over de praktijk daarvan en de klippen die we daarbij tegenkomen, wil ik in een volgend artikel met u verder nadenken.

Huizen       
D. Quant