{mosimage}Actueel blijft het. De doop. Die actualiteit is er natuurlijk omdat er vandaag de dag nog steeds gedoopt wordt. Gelukkig wel. Maar het verschil van inzicht over op welk moment die doop moet plaatsvinden is ook nog steeds actueel. Bedoelt de Bijbel dat we kinderen zullen dopen? Of is het toch ‘eerst geloven en daarna als (jong)volwassene dopen’? In het eerste artikel hebben we gekeken naar de eenheid van het Oude en Nieuwe Verbond. In het tweede gingen we de plaats na van kinderen binnen het verbond. Vervolgens gingen we in het derde artikel de verhouding tussen doop en besnijdenis na. Nu – in dit artikel gaan we nader in op zogenaamde huisteksten.

Nadat het derde artikel was gepubliceerd rolde er bij mij een brief in de bus van een zuster van één van onze kerken. Ik zal de brief hier niet weergeven omdat de schrijfster heel wat onderwerpen met betrekking tot de doop aan de orde stelt. Zij maakt ook melding – als voorstandster van de (volwassen) geloofsdoop – van het feit dat gezinnen werden gedoopt zoals bij Lydia en de gevangenbewaarder. Dit gebeurde nadat zij tot geloof waren gekomen.
Gezinnen met of zonder kinderen?
Dat is altijd weer de vraag. Voorstanders van de verbondsdoop veronderstellen mét en aanhangers van de geloofsdoop nemen aan zonder kinderen. Onze briefschrijfster verwijst in haar brief naar Handelingen 16. Daar gaat het over Lydia over wie wordt verteld dat de Heer haar hart opende voor het evangelie en dat zij zich liet dopen: “zij en haar huisgenoten”(v.14). In hetzelfde hoofdstuk komen we in aanraking met de bewaarder van de gevangenis waar Paulus en Silas onterecht zijn ondergebracht als oproerkraaiers. In vers 33 lezen we: Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon. Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. Er is nog een gedeelte in de Bijbel aan te wijzen, namelijk 1 Korintiërs 1:16 waar Paulus schrijft: Ja, ik heb ook nog Stefanus en zijn huisgenoten gedoopt…

En zijn huis(genoten)
Belangrijker dan een “welles-nietes”-strijd over de vraag of er wel of geen kinderen gedoopt werden in Handelingen 16 en bij de doop van Stefanas is de vraag of dat “welles-nietes” niet een strijd is die totaal niet past in de tijd van het Nieuwe Testament, de eerste eeuw na Christus. Ik verwijs met instemming naar wat dr. C Graafland schrijft (boek: Volwassendoop Kinderdoop Herdoop): “Het gaat bij dit alles niet primair om de vraag, of er al of niet kleine kinderen tot deze huizen en gezinnen behoord hebben. Het zou wel heel merkwaardig en uitzonderlijk geweest zijn, als dit niet het geval geweest is. Maar veel belangrijker is, dat de werving voor het Koninkrijk Gods en de christelijke gemeente het niet alleen om afzonderlijke personen gaat maar om huizen en gezinnen.” “En nu blijkt, dat het God erom gaat om de persoonlijke mens niet uit deze verbanden los te pellen maar om hem in en met zijn levensverbanden te verwerven voor het Koninkrijk Gods. Daarom worden ook het huis en het gezin […] getekend en verzegeld, waarbij niets en niemand wordt uitgezonderd, de slaven niet, maar ook de kinderen niet, zelfs de allerkleinste niet.” Het gaat erom bij het  “alle huisgenoten” niet te tellen. Het gaat erom dat het HELE huis eigendom wordt van de Here God.

Anachronisme
Moeilijk woord: anachronisme. Daar zit ’t woordje “chrono” in. Tijd. Een voorbeeld van een anachronisme? Napoleon reed met zijn Rolls-Royce naar Parijs. Ho, stop, zeggen we dan, dat kan niet. In de tijd van Napoleon waren er nog geen Rolls-Royces. Om goed tegen de huisteksten aan te kunnen kijken, kunnen we niet goed uit de voeten met het beeld van het gezin zoals wij dat vandaag voor ogen hebben. Vader, moeder en eventueel kinderen die wel bij elkaar horen maar vooral als aparte individuen worden gezien. Dát beeld invoeren in de eerste eeuw is zoiets als een anachronisme.
We zullen voor een goed beeld moeten aansluiten bij de tijd van de Bijbel zelf.

Voorbeelden
Ik noem een aantal voorbeelden. In Jozua 24:15 doet Jozua de volgende uitspraak: In ieder geval zullen ik en mijn familie de HEER dienen. Vandaag zouden we reageren: “Hé, Jozua, spreek wel even voor jezelf. Mogen je vrouw en kinderen nog zelf uitmaken of ze jouw HEER willen dienen?” Vandaag wel. Maar toen niet! Er is niemand die daar in die tijd vreemd van opkeek. Zijn hele gezin werd gezien als een eenheid. De kleinsten behoren daartoe. Neem nu de geschiedenis in 1 Samuël 1. Vers 21 verhaalt over Elkana die “met zijn familie”. Zijn vrouw Hanna ging niet mee omdat haar kind, Samuël, nog aan de borst is. Maar anders had die jonge Samuël zeker meegegaan als lid van de familie. De manier waarop in het Oude Testament tegen gezinnen wordt aangekeken is in het Nieuwe Testament niet anders. Laat ik het zo zeggen: stel dat én in het gezin van Lydia én in het gezin van de gevangenisbewaarder én in het gezin van Stefanas geen kinderen waren geweest. Het lijkt me sterk – drie kinderloze families -  maar laten we daarvan uitgaan. Gezien het beeld van het gezin dat opkomt uit het Oude en Nieuwe Testament durf ik de stelling wel aan dat een vierde gezin dat wel kinderen heeft en waarvan de ouders gaan geloven hun kinderen zouden laten dopen. Omdat dat paste bij de manier waarop in die tijd gezinnen functioneerden. Ik en mijn huis! En omdat God iedereen in het verband van de familie méérekent.

Eerst geloven dan dopen
Deze uitspraak wordt vaak gehoord. En die komt niet uit de lucht vallen. Het staat toch in de Bijbel, in Marcus 16? Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. Wordt hier nu een “volg-orde” aangegeven: geloven en dan dopen; er kan gedoopt worden, alleen nadat je je geloof hebt beleden. Moet ik deze tekst nu lezen als een gebod? Ben ik ongehoorzaam wanneer ik – als kind gedoopt – in God gelovend mij niet als volwassene laat dopen? Zou dat de strekking zijn van dit vers? Een paar opmerkingen. De eerste mag flauw lijken maar dat is zeker niet zo bedoeld. Marcus 16:9-20 is een omstreden gedeelte uit de Bijbel. In de NBG 1951 staat het tussen vierkante haken: het is naar alle waarschijnlijkheid een latere toevoeging. In de tweede plaats: beslissend is niet de doop maar het geloof! Dat blijkt wel uit de tweede helft van vers 16: wie niet gelooft zal veroordeeld worden. De doop wordt daar niet genoemd. Zonder welke doop dan ook te onderschatten: het draait  om ons geloven en niet om ons gedoopt zijn! Daarnaast is het van belang niet te vergeten in welke situatie deze woorden zijn uitgesproken. In een situatie waarin het evangelie voor het eerst werd uitgedragen. In die omstandigheid kunnen alleen volwassenen tot geloof komen om daarna gedoopt te worden. Stel je voor dat het in deze tekst ook over kinderen zou gaan… Dat zou betekenen dat ze – niet gelovend – verloren gaan. In deze tekst gaat het dus niet om de kwestie geloofsdoop tegenover verbondsdoop!

Geloof
Sterke papieren heeft de verbondsdoop. Dat is de reden dat ik er een aantal artikelen aan heb gewijd. Een mening uitdragen roept reacties op. Zeker bij een onderwerp als de doop. Laat overduidelijk zijn wat ik ook in de vorige paragraaf heb uitgesproken. Geloven is de weg waarlangs we gered worden. Een doopopvatting – hoe goed onderbouwd en hoe stevig verdedigd ook – redt niet. Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (Johannes 3:16).

Groningen     
N. Vennik