{mosimage}Kerken in Nederland die geworteld zijn in de Reformatie en met name verwant zijn aan het gedachtegoed van Calvijn, hebben lange tijd de naam 'hervormd' of 'gereformeerd' gedragen. Vele gemeenten dragen nog steeds die naam. Volgens het woordenboek betekenen deze woorden hetzelfde. Maar in de praktijk van het dagelijks spraakgebruik wijzen zij op een verschillende traditie.

Sinds de doorwerking van de Reformatie in ons land droeg de kerk die een bevoorrechte positie had, de naam 'gereformeerd'. Maar in het begin van de negentiende eeuw ontvangt zij de naam Nederlands Hervormde Kerk. Vanaf die tijd krijgt het woord 'gereformeerd' een eigen lading. Het wijst dan vooral op hen die trouw willen blijven aan de beginselen van de Reformatie en bezwaren hebben tegen vrijere opvattingen in de Hervormde Kerk. Het moderne denken dat voortkwam uit de Verlichting, beheerste hervormde kansels en katheders. Het licht van de rede zou volgens dat denken moeten schijnen in de kerken en binnen de universiteiten waar predikanten worden opgeleid. Alom werd geleerd dat de mens van huis uit niet geneigd is tot kwaad en dat godsdienst niets anders is dan een streven naar deugdzaamheid. De prediking zou mensen moeten oproepen tot ontwikkeling van het eigen persoon-zijn. Het was alsof men de woorden zonde en straf, verkiezing en verwerping, heil en genade, hemel en hel niet meer kende. Het was dit denkklimaat in de Hervormde Kerk waarmee zij die trouw wilden blijven aan het erfgoed van de Reformatie, grote moeite hadden. Afscheiding
In 1834 heeft een deel van deze gereformeerden zich moeten afgescheiden van de Hervormde Kerk. Zij moesten. Ze konden niet anders. Het begin van deze afscheiding lag in Ulrum waar Hendrik de Cock in 1829 predikant was geworden. Gemeenteleden wezen hem op Calvijns Institutie en de Nederlandse belijdenisgeschriften. Zijn prediking die aanvankelijk de heersende theologie volgde, veranderde. Ds. De Cock sprak over zonde en genade, en predikte een rijke Christus voor een arme zondaar. De verandering in zijn prediking  trok mensen uit de verre omgeving aan. Zij ontvingen de troost van het evangelie en de Schriften gingen voor hen open.
In zijn prediking liet ds. De Cock echter de heersende theologie niet buiten schot. Hij sprak en schreef scherpe woorden over predikanten die deze theologie doorgaven aan het kerkvolk, en over het zingen van gezangen waarin de deugdzaamheid werd verheerlijkt. Hij doopte kinderen uit andere gemeenten. Een gevolg van zijn optreden was dat de classis hem heeft afgezet. Hij kreeg een half jaar tijd om zich te bezinnen. In oktober 1834 kwam een geestverwant van ds. De Cock naar Ulrum. Het was ds. H. P. Scholte. De zoon van de koster maakte op vrijdag 10 oktober 1834 de deur van de kerk voor hem open. Hij preekte toen voor een volle kerk. De gemeente verlangde dat hij ook op zondag zou voorgaan. Maar de classis sprak daarover een verbod uit. Daarna is ds. Scholte vertrokken. Die middag heeft ds. De Cock op de weide naast de pastorie gepreekt en 's avonds in de werkplaats van een kuiper. De volgende dag, maandag 14 oktober 1834, kwam de kerkenraad bijeen en heeft een document ondertekend waarin hij verklaarde dat hij zich afscheidde van de Nederlands Hervormde Kerk. Veel gemeenteleden volgden in de ondertekening van dit document. In de jaren daarna ontstonden overal in het land Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Gemeenten. Daar liggen (de) wortels van onze kerken. Het is een deel van de geschiedenis van 'de kleine luyden', de geschiedenis van een beweging van over het algemeen eenvoudige mensen: boeren, ambachtslieden, vissers en winkeliers. In die zin was de Afscheiding van 1834 ook een protestbeweging. Zij was een protest tegen een elite die voorschreef hoe mensen zouden moeten denken, een protest ook tegen de heerschappij van het landelijk kerkbestuur over de plaatselijke gemeenten en tegen een theologie die de rede liet heersen over de Schrift.

Thema's uit de geschiedenis
Het thema 'de kleine luyden' komt naast andere thema's aan de orde in Geschiedenis van het christendom in Nederland, een uitgave van Uitgeverij Waanders te Zwolle in samenwerking met Museum Caterijneconvent te Utrecht. Deze thema's geven een geschakeerd beeld van deze geschiedenis. Elk thema heeft betrekking op een bepaalde periode uit de geschiedenis. Daarbij wordt steeds een link gelegd met de tijd waarin wij leven. Het thema over 'de kleine luyden' bijvoorbeeld, dat geschreven is door Gerrit Schutte, eindigt met de veranderingen die zich vanaf de jaren vijftig in de gereformeerde kerken hebben voorgedaan. In zijn beschrijving van de tijd van de kruistochten merkt Jaap van Molenbroek op dat de kruistochten wel voorbij zijn, maar de kruistochtgedachte nog actueel is. In heel de (vroeg)moderne geschiedenis heeft die gedachte een belangrijke rol gespeeld. In zijn behandeling van het thema 'verdraagzaamheid tijdens de Republiek en later' begint Bart Wallet met een gebeurtenis uit de recente geschiedenis, de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004. Door heel het boek heen worden onderwerpen uit de geschiedenis met actuele zaken verbonden. Het brengt de geschiedenis dichtbij en zorgt voor een frisse leeservaring.
De kerstening van onze landen in de Middeleeuwen wordt beschreven door Petty Bange. Verder schrijft Peter van Dael over 'geloof met en zonder beelden', Jan Willem Buisman over 'Reformatie, Verlichting en vrijdenkerij', Jan Zwemer over 'elke Nederlander zijn eigen kerk', Lodewijk Winkelaar over het 'rijke roomse leven', Fred van Lieburg over de bijbelgordel, en James Kennedy over het christendom in Nederland vanaf de jaren zestig waarin de ontkerkelijking en secularisatie hard heeft toegeslagen. Kennedy noemt Nederland 'historisch gezien een opvallende mengeling van religieuze stromingen, na 1960 nog sterker dan daarvoor'.

Selectie
De tien hoofdstukken zijn een selectie uit de reeds verschenen historische verzamelreeks Geloof in Nederland. Deze verzamelreeks is vanaf september 2008 uitgegeven en telde 35 afleveringen van elk 32 bladzijden. In het nu verschenen werk met een keuze daaruit laten de diverse thema's een caleidoscopisch beeld van de geschiedenis zien. Dat maakt deze uitgave tot een mooi geheel. Tegelijkertijd vormt het feit dat we hier een selectie voor ons hebben, de beperking van het boek. Het geheel is enigszins uit balans. Er ontbreken zaken die we toch wel verwacht zouden hebben. Om één voorbeeld te noemen: terwijl Arminius driemaal wordt genoemd en twee afbeeldingen van hem worden getoond, zoeken we de naam van Gomarus tevergeefs. Bovendien worden door een dergelijke opzet sommige gebeurtenissen meer dan eens beschreven. De beschrijving van de kerstening van onze landen in de Middeleeuwen bijvoorbeeld noemt de doop van de Frankische koning Clovis rond het jaar 500, maar pas in het midden van het boek lezen wij dat deze gebeurtenis plaatsvond op de kerstdag van het jaar 506 met nog drieduizend andere Franken. En zo zouden meer voorbeelden genoemd kunnen worden. Desalniettemin is het een fraai boek dat garant staat voor vele uren kijk- en leesplezier. Het is uitgegeven in groot formaat en bevat ongeveer vijfhonderd illustraties, veelal in kleur.

Feanwâlden                                        
D. J. Steensma

Willem Bouwman (e.a.), Geschiedenis van het christendom in Nederland, Zwolle 2010, ISBN 978.90.400.77265; € 34,95; omvang: 312 bladzijden, 24 x 28 cm; gebonden.