{mosimage}Toen Ad de Bruijne hoogleraar werd aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) vroeg hij aandacht voor de nauwe band tussen geloofsgevoel en leven naar de wil van God. Hij vindt dat we meer nadruk moeten leggen op een leven dat past bij de heerlijkheid van God dan op gehoorzaamheid aan geboden. Toch kan ook dat laatste niet worden gemist.

De vreze des Heren is een kinderlijk ontzag voor God. Vandaag spreken we minder over deze vrees dan onze voorouders deden. Wij gebruiken vaak andere woorden en spreken liever over liefde en ontzag. Maar welke woorden we ook gebruiken, de vreze des Heren is de grondhouding voor een christen. Wie deze vrees in zijn hart draagt, is een kind van God. Wie deze vrees niet kent, is geen kind van God.
De Here zelf legt dit ontzag en deze liefde in het hart van zijn kinderen. Hij wekt in hen het innige allesbepalende gevoel dat Hij nabij is. De vreze des Heren leidt tot vertrouwen op God en gehoorzaamheid aan zijn woord. Wie de Here vreest, heeft zich aan Hem overgegeven. Hij is gespitst op wat Hij zegt. Die luisterhouding is bij al Gods kinderen aanwezig omdat Hij hen in het hart raakt. Zijn spreken is een krachtig spreken. Dat wordt door de zijnen gevoeld. Ook oefent een spreken van God uit vroeger dagen invloed op hen uit. De gelovigen kunnen zich bijvoorbeeld een woord herinneren dat God tegen hen heeft gesproken en wat zij daarbij voelden. Ook kunnen zij zich nauw betrokken voelen bij een vroeger spreken van de Here tot zijn volk. Zij weten zich één met Gods volk. Zij beseffen dat het woord dat de Here eertijds heeft gesproken ook voor hen is, en ervaren de kracht van dat woord. Daarbij speelt de Heilige Geest een belangrijke rol. De Geest gebruikt woorden uit het verleden om mensen van vandaag te raken.

Gehoorzaamheid
Gods heerlijkheid brengt de gelovige tot gevoelens van liefde. De Geest kan zelfs uitbundige gevoelens van liefde losmaken. Een kind van God leeft in dat geval op een hoogte. Die sterke geloofsgevoelens doen hem vragen naar Gods wil en brengen een leven tot stand dat past bij Gods heerlijkheid. Het kan zelfs zo zijn dat de gelovige vanuit zijn verbondenheid aan de Here 'meer dan het gewone' doet. Gevoel leidt stellig tot gehoorzaamheid.
Daarop is onder andere sterk gewezen door Jonathan Edwards, een van de opwekkingspredikers tijdens de grote opwekking die in de achttiende eeuw in Amerika heeft plaatsgevonden. Maar toen hij sprak over gevoelens, doelde hij niet op oppervlakkige gevoelens. Hij wees op de basishouding die eigen is aan een kind van God. Geloof is in de eerste plaats een kwestie van liefde.
Toch is wat de Geest aan gevoelens losmaakt bij de gelovige, niet vanzelfsprekend. Gevoelens blijven aangevochten en omstreden. Dat zal pas anders worden in het nieuwe Jeruzalem. Tot die tijd verkeert een kind van God soms in een laagvlakte, een periode waarin weinig wordt gevoeld van de nabijheid van de Here.
Dat heeft invloed op zijn doen en handelen: het leven naar de wil van God gaat minder spontaan en is vooral een kwestie van uiterlijke gehoorzaamheid. Wie in die situatie verkeert, kan gemakkelijk afdwalen naar ongehoorzaamheid aan de Here. Juist in een dergelijke periode van geestelijke verlatenheid is de hulp van het gebod van God nodig. De Bruijne noemt het leven in uiterlijke gehoorzaamheid aan Gods gebod een hulplijn bij de hoofdlijn van een leven passend bij Gods heerlijkheid.
Bovendien heeft de gelovige in een periode van geestelijke droogte baat bij wat hij in een eerdere periode heeft geleerd. Wie een actieve luisterhouding heeft ingeoefend, raakt die niet snel kwijt. Die houding kan ervoor zorgen dat we overleven tijdens een dorre periode. Belangrijk is daarom dat wij ons oefenen in het geloof en ruimte maken voor momenten van omgang met de Here in gebed en meditatie. Die geestelijke activiteit zou meer moeten plaatsvinden dan nu gebeurt.
    
In de samenleving
Nodig is een oefening in het luisteren naar de Here. Die oefening draagt ertoe bij dat wij mensen mogen zijn naar Gods bedoeling. De Here wil dat wij tot bloei komt. Maar dat kan pas wanneer wij ons eigen 'zelf' op Hem richten. Vanuit het verleden hebben we wat dat betreft veel meegekregen. We mogen putten uit rijke geestelijke bronnen.
Maar die bronnen mogen we niet voor onszelf houden. We moeten anderen daarin laten delen. Daarmee kunnen we anderen helpen die op zoek zijn naar zichzelf. Mensen zoeken vandaag naar echtheid. Het evangelie laat echter zien dat wij deze echtheid en authenticiteit uiteindelijk niet in onszelf kunnen vinden, maar uitsluitend buiten onszelf in Christus. God komt met zijn evangelie tot ons. Daarmee komt ook het basisgevoel dat onmisbaar is voor onze levensrichting naar ons toe.
Dat geeft bevrijding. We zijn niet langer opgesloten in ons eigen gevoel. Dat is niet langer een terrein waar machten strijd leveren en waarbij wij van de ene gevoelservaring naar de andere gevoelservaring hollen. We leven pas authentiek als we ons 'ik' buiten onszelf zoeken en geraakt zijn door Hem die gekruisigd is en opgestaan uit de doden. Dat evangelie mogen we inbrengen in onze cultuur. Daarmee kunnen wij een betere vorm van authenticiteit onder de aandacht brengen dan waar de mens van vandaag naar zoekt. Zo kunnen we voor anderen een gids zijn naar een echt mens-zijn voor het aangezicht van God. We mogen in de samenleving aangeven uit welke bronnen wij putten en op die manier 'publiek luisteren' naar Gods spreken.

Zien op Jezus
Maar dit luisteren naar Gods spreken zullen we ook in de praktijk moeten onderstrepen. Hoe kunnen we dat doen? Dat kan uiteindelijk alleen maar door te zien naar de heerlijkheid van Christus Jezus. Wanneer we daardoor geraakt zijn, gaan we de wereld anders waarnemen en verandert onze houding. Die houding wordt dan niet incidenteel geraakt door de nood van de naaste. Alleen het zien op Jezus kan zorgen voor een blijvende bewogenheid.
Al luisterend naar het spreken Gods gaan we dan ook meedenken met de wereld. Daaruit volgt stellig kritiek op de heerschappij van het gevoel in onze tijd. Het gevoel van de moderne mens is een slagveld waarop hedendaagse machten strijd leveren. Die machten willen ons gevoel overheersen. Maar het geloofsgevoel moet zich niet in die strijd laten meesleuren. We hebben onze eigen geestelijke bronnen. We mogen ons niet door onze wisselvallige gevoel laten leiden. Dan zouden we een prooi van de machten van deze wereld zijn. Nee, het ware gevoel wordt geboren vanuit de heerlijkheid van God en Christus. Vervolgens leren we wat bij die heerlijkheid past, en kunnen we ons oefenen in karaktereigenschappen die daarmee in overeenstemming zijn. Leven naar de wil van God ontstaat in de stralen van de heerlijkheid van de heiligheid van God en Christus.

Feanwâlden                                    
D. J. Steensma

Naar aanleiding van: Ad de Bruijne, Affect en effect. De betekenis van een Bijbelse spiritualiteit voor de christelijke ethiek. Rede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar ethiek en spiritualiteit aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) in Nederland, gehouden op 6 februari 2009. Kampen 2010. ISBN 978 90 435 1762 1; Prijs € 13,80