{mosimage}Allen worden wij vroeg of laat met kwaad geconfronteerd. We zoeken daarvoor een verklaring. Ook dr. A. H. van Veluw heeft gezocht zoekt naar een antwoord op de vraag naar het kwaad. Het resultaat van zijn zoektocht is een boek over God, schepping en de oorsprong van het kwaad. Daarin komt ook het kwaad dat mensen doen, aan de orde.

Mensen doen niet alleen hun naaste kwaad. Ze brengen ook de dierenwereld leed toe. Maar waarom moet dat schijnbaar ongehinderd doorgaan? Zou de Almachtige dat kwaad niet kunnen tegenhouden? Die vraag leeft bij velen. Dr. Van Veluw brengt naar voren dat God dat kwaad zeker kan tegenhouden. Hij doet dat ook. Maar niet alles houdt Hij tegen. Want kwaad hoort bij een gevallen schepping. Het is de prijs die de mensheid moet betalen voor het feit dat zij tegen God in opstand is gekomen. Ook is dat kwaad de prijs op de keuzevrijheid die eigen is aan het mens-zijn. Vrijheid
God heeft ons geschapen met een vrije wil. In het begin konden we in vrijheid kiezen. Want God wilde dat wij Hem zouden liefhebben. Hij heeft ons niet als marionetten geschapen. Alleen wie zonder dwang een keuze kan maken, kan liefhebben. Vrijheid is een voorwaarde voor liefde.
Maar die aanvankelijke keuzevrijheid heeft een keerzijde. De mens die een vrije wil heeft, kan deze ook verkeerd gebruiken. Hij kan kiezen voor het kwaad. Die mogelijkheid is bij de schepping gegeven. Daar ligt dan ook de oorsprong van menselijk kwaad: bij de mens zelf.
Sommigen vragen zich nieuwsgierig af waarom God geen schepselen had kunnen maken die niet in zonde zouden kunnen vallen. Hij had de macht daartoe. Maar toch heeft Hij dat niet gedaan. De reden daarvoor is zoals gezegd dat Hij schepselen wilde die Hem in liefde zouden dienen. Onder die schepselen is de mens zijn beeld. Beeld-zijn is vertegenwoordiger-zijn. God vroeg van zijn vertegenwoordiger op aarde een antwoord van liefde. Daarom heeft Hij hem een vrije wil geschonken.
Maar toch blijft de vraag klemmen: zou God dan niet het allerergste dat mensen elkaar aandoen kunnen voorkomen?  Talrijk zijn de voorbeelden van verschrikkelijk leed. Toch doet God ook dat niet altijd. Dat Hij niet al dat kwaad tegenhoudt, laat zien dat Hij de mens een enorm grote verantwoordelijkheid heeft gegeven. Hij neemt hem serieus. Van Veluw probeert enigszins begrijpelijk te maken waarom God niet altijd ingrijpt. Hij vraagt bijvoorbeeld waar dan de grens van dat goddelijke ingrijpen zou liggen. Wanneer zou Hij moeten ingrijpen? Wanneer zou dat niet nodig zijn? God is geen vader die zijn zoon steeds op zijn vingers kijkt bij het uitvoeren van zijn opdracht. Maar dat wil niet zeggen dat Hij soms niet ingrijpt. Dat doet Hij zeker, misschien meer dan wij denken, maar wel op zijn tijd en wijze. Toch blijven er vragen over het kwaad dat mensen doen en aarzelingen bij de antwoorden die worden gegeven.

Gebondenheid
Na de zondeval hebben wij in zekere zin onze vrije wil behouden. We kunnen nog steeds kiezen. Die keuzevrijheid hoort bij ons mens-zijn. Zouden we die mogelijkheid niet hebben, dan zouden we geen persoon zijn in de volle zin van het woord, maar niet anders dan een stok of blok.
Wel is na de zondeval de mogelijkheid van kiezen ernstig aangetast. Onze vrije wil is gebonden door de macht van de zonde. We kunnen nog wel een bepaalde voorkeur voor het goede hebben, maar dat goede niet uit eigen kracht tot stand brengen. De apostel Paulus heeft dat onder woorden gebracht in zijn brief aan de Romeinen. Daarin spreekt hij onder meer over zijn onbekeerde staat. Hij gaat in gedachten terug naar die situatie. In die situatie was zijn hart verdeeld: 'Het goede dat ik wil, doe ik niet'. Juist het omgekeerde gebeurt. 'Het kwaad dat ik niet wil vanuit mijn godsdienstig bezig-zijn, juist dat doe ik' (vgl. Rom. 7, 19). Dat is de situatie bij een ieder van ons van huis uit. In die zin zijn wij niet vrij. Dat bedoelt ook Calvijn wanneer hij spreekt over onze situatie na de zondeval. We zijn aan de zonde gebonden en kunnen uit onszelf geen goed doen. Onze wil is verdorven. We kunnen wel kiezen, maar niet anders dan als een drugsverslaafde die kiest binnen zijn beperkte mogelijkheden. Van huis uit is onze keuzemogelijkheid gebonden aan de macht van de zonde.
Dat wordt anders door de genade van God. Genade maakt vrij. Dan krijgen wij een nieuwe vrijheid, waarbij wij het goede kunnen kiezen en realiseren in de kracht van de Geest. Dan kunnen we doen wat de Here welgevallig is. Dat is een vrijheid met inhoud. We spreken in dat verband over een materiële vrijheid.
Naast deze twee soorten vrijheid is er een derde vorm. Daarbij zijn we niet alleen los van dwang en ontkomen aan de macht van de zonde, maar ook los van alle gevolgen van de zonde, alle ellende. Deze vrijheid zal werkelijkheid worden in het hiernamaals. Dan is de vrijheid volmaakt.

Beweegredenen
Met de eerste vorm van vrijheid, de keuzevrijheid, is de mogelijkheid gegeven dat mensen kwaad doen. Dat wil nog niet zeggen dat zij dat dan ook moeten doen. De reden waarom mensen in een concreet geval toch kwaad doen terwijl dat niet moet en niet hoeft, blijft een raadsel. Vaak kiezen ze een kwaad omdat ze daarmee een bepaald doel willen bereiken. Dan is dat eigenlijk geen kwaad, maar een middel om iets tot stand te brengen. Mensen kunnen echter ook kwaad doen om wille van het kwaad zelf. Dat is kwaad in de eigenlijke zin van het woord: kwaad waarvoor geen reden is. Als kind heeft Augustinus eens peren gestolen. Maar dat deed hij niet omdat hij peren zo lekker vond, maar omdat het niet mocht. Hij wilde kwaad doen om het kwaad zelf.
Volgens Van Veluw blijkt juist daaruit dat we keuzevrijheid hebben. Deze vrijheid veronderstelt dat het menselijk hart van huis uit bodemloos is. Het kwaad laat ons de diepe afgrond van ons zondige hart zien. Maar wanneer we vóór die afgrond staan, verwonderen we ons des te meer dat er nog zoveel goeds in de wereld is. De Schepper laat zijn schepping niet los. Het goede dat we nog mogen opmerken, is een teken van zijn trouw.
En wat betreft het kwaad dat de mens toch doet ondanks al het goede dat Hij van de Schepper ontvangt, is er maar een die daarop moet worden aangesproken, de mens zelf. Ondertussen leven er nog veel vragen over het kwaad, vooral ook over dat andere kwaad, het natuurlijke kwaad, dat mens en dier treft ten gevolge van natuurverschijnselen. Waar komt dat kwaad vandaan waarvoor mensen niet direct verantwoordelijk zijn? Een volgend en laatste artikel naar aanleiding van het leerzame boek van Van Veluw zal met name hierop ingaan.

Feanwâlden                                        
D. J. Steensma

Tweede artikel naar aanleiding van dr. A. H. van Veluw, Waar komt het kwaad vandaan? Over God, schepping, evolutie en de oorsprong van het kwaad. Uitgeverij Groen te Heerenveen, 2010; 496 blz.; ISBN 978 90 5829 996 3; prijs € 29,95.