{mosimage}Waarover gaat het bij ‘Geestelijke leiding in de prediking?’ Hebben we hier het oog op ‘spiritueel leiderschap’ (leadership) waarover vooral binnen evangelicale kring nogal wat te doen is?

Laten we deze knoop meteen maar doorhakken: deze uitdrukking verwijst niet zozeer naar het ‘leiderschap’ van mensen, maar naar de leiding van de Heilige Geest. Concreter gezegd: het gaat hier om de vraag hoe de Geest het heil dat Christus heeft verworven toepast aan de harten van mensen. Hierbij moeten we allereerst denken aan de wijze waarop de Geest zondaren tot Christus brengt in de weg van geloof en bekering. Dat is echter niet het enige. Het gaat ook om het werk van de Geest in de oefening en groei van het geloofsleven en om Zijn leiding in de levensheiliging. Dat betekent dat hier ook aan de orde komt welke remmingen, stremmingen en strijd er kunnen zijn in het leven van de gelovigen en hoe de Geest leert daarmee op een geestelijke manier om te gaan. Aan deze dingen dient een goede, bijbelse prediking voortdurend aandacht te schenken. CGK-specialisme?
Nu zou het erop kunnen lijken dat het hier om een typisch christelijk gereformeerd specialisme gaat. Het begrip speelt in de geschiedenis van onze kerken namelijk voortdurend een rol van betekenis. Zo aanvaardt prof. W. Kremer in 1954 zijn ambt als hoogleraar in de predikkunde aan de theologische school in Apeldoorn. De titel van zijn rede bij die gelegenheid luidt: ‘Geestelijke leiding in de prediking’. De keuze van dat onderwerp heeft alles te maken met de spanningen die destijds in onze kerken heersen. Verschillende predikanten hadden namelijk kort daarvoor de kerken verlaten, o.a. omdat zij meenden dat de geestelijke leiding in de prediking schromelijk te kort kwam. De rede van Kremer zoekt in de vragen van die tijd bijbelse en confessionele leiding te geven.
Zijn gedachten op dit punt spelen in later jaren ook weer een rol in gesprekken met andere kerken, bijvoorbeeld de NGK en de GKV. Daarin worden de vragen rond dit thema regelmatig aan de orde gesteld, vooral van CGK-zijde. Toch gaat het hier bepaald niet om een ‘christelijk gereformeerd specialisme’. Het onderwerp ligt diep verankerd in Schrift en belijdenis. In dit en in de volgende artikelen zal dat hopelijk duidelijk worden

Vanuit de tekst
Preken is, naar een bekende omschrijving, ‘de bediening van het Woord van God in de gemeente van Christus’. Dat is in de meeste christelijke kringen zó opgevat dat in de prediking een bepaald Schriftgedeelte wordt uitgelegd. Preken is echter meer dan de exegese van een tekst. Vroeger werd dat vaak zo onder woorden gebracht: ‘Preken is niet alleen uitleg, maar ook toepassing van het Woord van God’. Nu is op die tweeslag ‘uitleg en toepassing’ nogal wat kritiek gekomen, ook binnen gereformeerde kring. Verschillende andere woorden zijn voorgesteld. Maar welke aanduidingen we ook gebruiken, we kunnen er niet omheen dat in de prediking sprake is van een dubbele beweging tussen de bijbeltekst en de hoorder van nu. Een goede preek wil immers de tekst bij het hart van de hoorder brengen en vervolgens de hoorder bij het hart van de tekst. Dat houdt in dat in een preek allereerst de tekst open moet gaan, maar dat ook – vanuit de tekst – mag doorklinken wat de Heilige Geest ons hier en nu daaruit wil leren, welke struikelblokken Hij wil wegnemen en welke schatten van heil Hij wil schenken. Geestelijke leiding zal daarom ook strikt vanuit de tekst voor de preek aan de orde moeten komen.

Trinitarische spreiding
Hiermee is echter nog niet alles gezegd. Juist omdat de prediking niet beperkt mag blijven tot de uitleg van de tekst, klinkt in de toepassing altijd iets mee van de volheid van het werk van God in schepping, verlossing en voleinding. De Schrift zegt ook niet dat wij ‘een tekst’ moeten bepreken, maar: ‘Predik het Woord’ (2 Tim. 4:2) en ‘Verkondig al de raad van God’ (Hand. 20:27). Dat betekent uiteraard niet dat een predikant in één preek alle elementen van de leer aan de orde moet stellen of de hele Bijbel moet doorwandelen. Het wil wel zeggen dat vanuit de klankkleur van de tekst iets van de breedte en de veelkleurigheid van Gods heilswerk mag en moet oplichten. Preken is immers ‘van (de drie-enige) God spreken’. Zodoende mag in iedere preek iets zichtbaar worden van wat deze God aan geestelijke leiding geeft en aan genadegaven schenkt. Hierbij gaat het om ‘heilsbeschikking’ (werk van de Vader), ‘heilsverwerving’ (werk van de Zoon) en ‘heilsbediening’ (werk van de Geest) (Kremer). Een bijbels-evenwichtige trinitarische spreiding in de prediking bewaart ons voor vele geestelijke eenzijdigheden.

Woord en Geest
De Heilige Geest leidt de gelovigen door (de prediking) van het Woord. Nu is het een oud strijdpunt hoe we het verband tussen Geest en Woord moeten zien. Vaak wordt hierbij verwezen naar twee voorzetsels: de Geest werkt door het Woord en de Geest werkt met het Woord. Het is goed om beide uitdrukkingen naast elkaar te laten staan, omdat ze elkaar aanvullen. Wie eenzijdig benadrukt dat de Geest door het Woord werkt, loopt gevaar van (de prediking van) het Woord een soort ‘magische kracht’ te maken: overal waar het Woord is, maakt de Geest dat ‘automatisch’ effectief. Dat is onjuist, want de Geest laat zich niet in het Woord opsluiten. Daartegenover zegt de uitdrukking ‘de Geest werkt met het Woord’ dat de Geest soeverein is. Hij werkt wel altijd door het Woord, maar niet altijd op dezelfde wijze. Voor de een is dezelfde prediking tot een geestelijk voordeel, voor de ander tot een geestelijk oordeel. Het gevaar is hier echter dat in extreme gevallen Geest en Woord worden losgemaakt. Het Woord wordt dan slechts ‘een dood omhulsel’. Pas als de Geest komt, wordt het levend en krachtig. Ook dat is onjuist, want het Woord van God is levend en krachtig (Hebr. 4:12) Als we de uitdrukkingen ‘met’ en ‘door’ het Woord bij elkaar houden, vermijden we beide gevaren. Door over ‘door het Woord’ te spreken benadrukken we dat de Geest overal en altijd wil werken en leiden waar het Woord is en verkondigd wordt. We mogen onder de prediking dus grote dingen verwachten. Wanneer we zeggen dat de Geest ‘met het Woord’ werkt, doen we van het voorgaande niets af. We onderstrepen hiermee echter wel dat de Geest soeverein is en niet altijd heilbrengend of zaligmakend werkt onder de prediking. Om die reden is het volstrekt legitiem om in elke kerkdienst te bidden om de leiding van de Heilige Geest. Dat wil allereerst zeggen dat de prediker het nodig heeft om door de Geest gedreven en geleid te worden. De hoorders hebben het echter niet minder nodig dat de Geest het Woord in hun leven toepast en uitwerkt.

Woudenberg               
A. Baars