Met de banken- en eurocrisis betaalt uiteindelijk telkens de gewone man en vrouw de tol. We moeten met z’n allen dik betalen voor de problemen die door een paar zakkenvullers zijn gecreëerd. Of dat agressie geeft? Ik dacht het wel!  
Een stel investeerders en bankiers verrijken zich met sluwe deals en onrechtvaardige bonussen en wij kunnen niet anders dan toekijken. Nu is dat laatste niet helemaal waar, want we kunnen met de voeten stemmen door zo spoedig mogelijk over te stappen naar een ideële bank (daar zijn er nog een paar van). Ik heb het kort geleden gedaan en het voelt goed kan ik zeggen. Hoe heeft het toch zo ver kunnen komen? Een antwoord daarop kreeg ik een paar weken geleden toen ik op de radio naar het programma -Hoe?Zo!- luisterde. Te gast was de Rotterdamse hoogleraar gedrags- en bedrijfsethiek David De Cremer. Hij sprak over het gebrek aan ethisch en moreel handelen bij ondernemers.
De Cremer haalde een gesprek aan dat hij met een bankier gehad had over de bonuscultuur. Deze bankier vond het volstrekt normaal dat hij een percentage kreeg van de miljoenen die hij jaarlijks voor de bank binnenhaalde. Deze man voelde zich, volgens De Cremer, geen onderdeel van het grote geheel (de bank als bedrijf met al die andere werknemers) waarbij je ook kunt kijken naar de winst die je sámen met alle anderen op jaarbasis gemaakt hebt. Daarbij kun je je ook nog de situatie voorstellen dat een bankier 30 miljoen heeft binnengehaald, terwijl het bedrijf als totaal verlies heeft gedraaid. In zo’n geval zal toch de bonus aan de bankier worden uitgekeerd. Voor een buitenstaander volkomen onbegrijpelijk en strijdig met het rechtvaardigheidsgevoel. Maar een moraal die buiten zo’n bedrijf als volkomen verwerpelijk wordt bestempeld, kan daarbinnen toch gangbaar en aanvaardbaar zijn.
De gemiddelde Nederlandse bankier heeft zich namelijk uitstekend gehouden aan de regels van zijn of haar bedrijf. Dat alles onder het motto ‘dit zijn de regels van mijn werk, ik volg de regels na en dus doe ik het goed’. Ze zijn dan ook oprecht verbaasd als ze het verwijt krijgen inhalige graaiers te zijn. Het systeem liet het immers toe dat er zo gehandeld werd. Waar hebben ze dan iets fout gedaan. Iedere collega doet het zo en ook de concurrent past het toe. Geen enkele wet overtreden en toch schuldig; hoe kan dat?
Ik geloof echt in hun oprechte verbazing. Daarbij word ik in ieder geval geholpen door het promotieonderzoek van Antoinette Rijsenbilt op het aanwezig zijn van narcistische karaktertrekken (grootheidswanen, behoefte aan bewondering en gebrek aan inlevingsgevoel) bij bestuursvoorzitters van een onderneming (CEO’s). Om macht met verve uit te kunnen oefenen, moet een bestuursvoorzitter namelijk over die karaktertrekken beschikken. Daarbij past geen schuldgevoel en verder kijken dan het eigen IK.
Het zou mooi zijn, nog steeds volgens De Cremer, als mensen ook eens naar de effecten van hun gedragingen zouden kijken voor meer partijen dan alleen de partij waarvoor ze werken. Kijk eens naar de gevolgen op collectief niveau, naar je sociale verantwoordelijkheid. Ja, het is ons inmiddels wel duidelijk, dan kunnen die bankiers nog heel wat leren.

En daarmee zou ik dit commentaar af kunnen sluiten. Als die ene zin maar niet bleef haken ‘Kijk eens naar de gevolgen op collectief niveau, naar je sociale verantwoordelijkheid.’ Stel dat mensen uit de derdewereld dat vandaag tegen ons zouden zeggen. Voor hen zijn wíj de inhalige bankiers, de grote graaiers, de narcisten en ga zo maar even door. Zijn onze excuses dan echt heel anders dan die van Rijkman en de zijnen?

Hoogeveen                                   
Jan van Amerongen