Scherp was de kritiek van Kierkegaard op de kerk. Hij wilde dat zij zich zou verootmoedigen en ernst zou maken met de woorden van Jezus. Lang heeft hij geaarzeld of hij zijn kritische beschouwingen over de christenheid van zijn dagen zou uitgeven. Maar uiteindelijk kon hij niet anders. Deze stem moest worden gehoord. Het boek met zijn beschouwingen is onlangs opnieuw in een Nederlandse vertaling uitgegeven.

Søren Kierkegaard (1813-1855) heeft de zelfgenoegzame christenheid van zijn dagen willen waarschuwen. Ze zou terug moeten keren naar het christelijk leven, het ware christendom,  zoals Jezus daarover heeft gesproken. Jezus roept tot navolging. Maar daarvoor is oefening vereist. Kierkegaard wil daarbij helpen. Daarom heeft hij de beschouwingen geschreven die zijn gebundeld in zijn boek Oefening in christendom. Deze bundel is voor het eerst in 1850 in Kopenhagen verschenen. Elk van de drie beschouwingen heeft tot onderwerp een uitspraak uit het evangelie. De drie uitspraken zijn: 'Komt allen die vermoeid en belast zijn' (Mat. 11, 28), 'Zalig hij die zich niet aan mij ergert' (Mat. 11, 6) en 'Vanuit de hoogheid zal hij allen tot zich trekken' (Joh. 12, 32).


Gelijktijdigheid
Oefening in christendom begint volgens Kierkegaard met ergernis. Zonder ergernis geen geloof. Alleen langs die weg wordt het geloof geboren. Als we ons nog nooit geërgerd hebben aan Christus zouden we ons ernstig zorgen moeten maken. Dan hebben we nog nooit een volwassen voorstelling van God gehad. Hoe zouden we ooit kunnen denken dat God zomaar zou kunnen samengaan met het mens-zijn en dat de verschijning van een Godmens de gewoonste zaak van de wereld is? Dan zouden we leven in een soort fantasiewereld met een kinderlijk of kinderachtig christendom.
Allen willen we de uitnodiging van Jezus wel aannemen. Jezus roept allen die vermoeid en belast zijn. Wie zou geen rust wensen? Toch is het nog maar de vraag of we die uitnodiging daadwerkelijk zouden hebben aanvaard als hij (met een kleine letter!) ons rechtstreeks zou hebben uitgenodigd. Het zou best kunnen zijn dat we ons dan van hem zouden afkeren.
Willen we Jezus' uitnodiging echt aannemen, dan moeten we eerst bedenken hoe zijn woorden op ons zouden zijn overgekomen als we ze rechtstreeks van hemzelf zouden hebben gehoord. We moeten daarom een tijdgenoot en ooggetuige van Christus worden! En dat is nu iets waarin we ons moeten oefenen. Die gelijktijdigheid is van wezenlijk belang. Het kan niet zo zijn dat we uitgaan van een theorie, bijvoorbeeld over de twee naturen van Christus, die theorie aanvaarden en dan vervolgens zeggen dat we christen zijn. Nee, we moeten nagaan wat de betekenis daarvan zou zijn dat Christus als mens rechtstreeks tot ons zou hebben gesproken. Hoe zouden we hebben gereageerd wanneer hij ons had gezegd dat hij, een enkele mens, God was? Zouden we dat hebben aanvaard? Of zou hij voor ons slechts een mens zijn met goddelijke gaven zoals er altijd mensen zijn geweest met bijzondere gaven? Zonder twijfel zouden theologen, filosofen en wetenschappers met hem in discussie zijn gegaan. Ze zouden hem een dwaas hebben genoemd of iemand die het volk verleidt. Zijn woorden zouden ergernis geven.

Zaligheid
Daarnaast is er nog een andere ergernis mogelijk. We kunnen ons er ook aan ergeren dat God Zich zo diep heeft vernederd. Dan ergeren we ons niet aan een mens die beweert dat hij God is, maar aan de hoogheid die verklaart dat Hij Zich heeft vernederd en de gestalte van een knecht heeft aangenomen.
Maar pas via deze ergernis is geloof mogelijk. Dan worden we voor een keuze geplaatst: of blijven in de ergernis of de sprong van het geloof wagen. Maar Christus spreekt zalig wie de goede keuze maakt en zich niet (meer) aan hem ergert.
Deze zaligheid is geen triomftocht. Zij bestaat juist in het tegenbeeld van een overwinning. Ze heeft dezelfde gestalte die Christus had. Zoals hij de gestalte van een dienstknecht had, zo hebben de zijnen de gestalte van een dienstknecht. Tegelijk mogen de zijnen weten dat deze vernedering de keerzijde van hoogheid is zoals dat ook bij Christus het geval was.
Toch is de weg van vernedering, geringheid en delen in het lijden van Christus niet gemakkelijk. Ook dat lijden is een bron van ergernis. Want dat lijden is vrijwillig, anders dan ziekte en vergelijkbare zorgen. Aan dat laatste kunnen we niets veranderen. Dat gebeurt nu eenmaal. Maar lijden om wille van Christus is een keuze. Daarvan kunnen we zeggen: we willen dat lijden niet meer en volgen Jezus niet langer. Dan houdt het lijden op.
Maar het vrijwillige lijden om wille van Christus was eigen aan de eerste christenen. Kierkegaard wil dat wij ons aan die eerste christenen spiegelen. Stellig kan dat ertoe leiden dat we moeten vaststellen dat we aan die hoge eisen niet kunnen voldoen. Maar wie erkent dat hij die eisen niet kan volbrengen, moet een beslissing nemen: of erkennen dat hij geen christen of de eisen van het evangelie serieus nemen, schuld belijden en zijn toevlucht nemen tot Gods genade. Zo brengt oefening in het christendom tot verootmoediging.

Diagnose
Kierkegaard heeft lang geaarzeld met de uitgave van zijn verhandelingen. Hij wist dat ze veel reacties zouden oproepen en allerminst gunstig waren voor zijn eventuele sollicitatie naar een functie in de kerk. Ze zouden een dergelijke functie vrijwel onmogelijk maken. Toch kon hij zijn gedachten over de hoge eisen van het evangelie niet voor zichzelf houden. Maar hoe zou hij die eisen onder zijn eigen naam kunnen beschrijven? Hoe kon hij op eigen gezag deze hoge idealen aan de mensen voorhouden? Wat hij schreef was volgens hem het evangelie in zijn zuiverste en strengste vorm. Dat moest met gezag worden gebracht. In het boek laat hij daarom een christen aan het woord die op een buitengewoon hoog niveau staat. Zelf beschouwde hij zich als een eenvoudige christen. Als hij geen pseudoniem zou gebruiken, zouden de mensen gemakkelijk kunnen zeggen dat hij ook zelf niet aan het ideaal beantwoordde. Via het pseudoniem kon hij tijdgenoten een spiegel voorhouden. Zijn naam vermeldde hij als uitgever van het boek.
Kierkegaard wilde zeker niet vanuit de hoogte kritiek geven. In het voorwoord van zijn boek schrijft hij als uitgever dat de eerst en vooral hemzelf betrof. Hij zelf zou ook de toevlucht moeten nemen tot de genade.
De Deense filosoof en theoloog stelt een scherpe diagnose van de verwording van de christenheid, maar biedt tegelijkertijd een therapie. Deze bestaat hierin dat wij allen moeten gaan door de nauwe poort van schuld- en zondebewustzijn. Zo wil Kierkegaard het geloof zoals Jezus heeft bedoeld inbrengen in een verstarde kerk. Ze moet opnieuw leren wat navolging is.

Invloed
Kierkegaard-lezen is niet altijd gemakkelijk, maar inspanning loont, ook de inspanning van het lezen van dit boek. Het is een belangrijk boek, scherp en confronterend, als enkele mens word je rechtstreeks voor het aangezicht van God geplaatst. Het belang van het boek kunnen we ook hieraan kennen dat het aan het begin van de twintigste eeuw belangrijke theologen heeft beïnvloed: Karl Barth, Emil Brunner en Dietrich Bonhoeffer.
De vertaling die is uitgekomen in de serie Søren Kierkegaard Werken is een herziening van de vertaling van de hand van Pieter van Reenen uit 1981. De eindredactie van dit deel uit de serie was in handen van Johan Taels en Karl Verstrynge. Pieter Vos heeft een instructief nawoord geschreven. Het boek is zoals we van uitgeverij DAMON gewend zijn, keurig uitgegeven.

Feanwâlden                                        
D. J. Steensma

Søren Kierkegaard (Anti-Climacus), Oefening in christendom. Søren Kierkegaard Werken VII. Vertaling: Pieter van Reenen; eindredactie en verklarende noten: Johan Taels en Karl Verstrynge; nawoord: Pieter Vos; uitgeverij DAMON Budel 2011; 328 blz.; ISBN 978 90 5573 978 3; prijs € 39,90.