In de zomer 1955 moest ik als kandidaat een zondag in Oud-Beijerland zijn. Je ging toen 's zaterdags naar de plaats toe waar je preken moest en maandagmorgen vertrok je. Want 's zondags reisde je niet. Ik moest eerst met de trein naar Rotterdam en vandaar met de bus verder. Naar ik meen, moest je dan ook nog overstappen in Heerjansdam. Het was een vrij gecompliceerde reis.

In Rotterdam moest ik een poosje wachten op de komst van de bus. Er was een wachthokje waarin je verblijven kon. Daar ging ik naar toe en toen ik binnen kwam, was er alleen een oude meneer. Hij zat in een hoek en had wat sjofele kleren aan. Toen ik goed en wel op een bank in dit wachthokje was neergestreken, vroeg hij mij waar ik naar toe moest. Ik antwoordde: 'Naar Oud-Beijerland'. 'Nou', zei hij, 'dat is een omslachtige reis. En wat moet u daar doen?' Mijn reactie op deze vraag was: 'Ik moet daar morgen twee kerkdiensten leiden en preken'. 'Preken!' zei hij, 'zul je dan een goed woord van de Here Jezus aan de mensen brengen, m'n jongen!' Dat heb ik hem toen beloofd en mijns inziens ook altijd daarna in mijn preken gedaan.

'Doch', zei ik, 'waar moet ú naar toe?' Hij keek mij aan en antwoordde: 'Ik ben op reis naar de hemel!' We namen direct daarna afscheid, want mijn bus kwam aangereden. Ik wenste hem een goede reis verder … naar de hémel en hij mij naar Oud-Beijerland om te preken. Om nooit te vergeten! Zo maar een oude, geen welgestelde broeder, die op reis was naar de hemel. Ik denk dat hij daar nu allang gearriveerd is en mij in dit opzicht vóór is gegaan.

Om nooit te vergeten! 'Ik ben op reis naar de hemel' en 'Zult u altijd een goed woord van de Here Jezus aan de mensen brengen, m'n jongen!' Wat een onverwachte ontmoeting al niet teweeg kan brengen voor een pas beginner in het koninkrijk van de Here God!

T. Brienen
Hoogeveen