Op donderdag 19 april 2012 kwam de particuliere synode van het Noorden bijeen. Deze synode bestaat uit de classes Groningen, Leeuwarden, Hoogeveen en Zwolle. Alle classes vaardigen drie predikanten, drie ouderlingen en één diaken af. Deze regionale vergadering van de kerken komt één keer per jaar bijeen. Daar worden zaken besproken die verder strekken dan wat door een classis behandeld kan worden.

Dit jaar was Hoogeveen de roepende kerk. Gebruikelijk is dat de preses van de roepende kerk de vergadering opent. In zijn openingswoord bemoedigde ds. L. van Dalen de afgevaardigden vanuit de eerste brief van Paulus aan de gemeente van Korinte. Omdat Jezus is opgewekt uit de doden mogen wij vol goede moed verder, ook in het kerkelijk leven. Gods beloften zijn vast en zeker. Paulus zegt dat we standvastig moeten zijn, onwankelbaar en altijd overvloedig in goede werken. We mogen weten dat ons werk niet tevergeefs is in de Here.

De vergadering onder leiding van ds. J. J. Lof (Meppel) constateerde dat de verscheidene deputaatschappen in onze kerken die jaarlijks verslag doen van hun werkzaamheden, veel werk verzetten. Deze commissies van  deskundigen staan soms voor moeilijke opgaven. Het deputaatschap emeritikas bijvoorbeeld staat voor de moeilijke taak voor de toekomst een goede oudedagsvoorziening van predikanten te garanderen. De vraag is of emeritikas daarvoor voldoende middelen beschikbaar heeft. Volgens de normen die voor pensioenfondsen gelden, heeft onze emeritikas onvoldoende reserves. Daarvoor moet een oplossing worden gezocht. Dit leidt zelfs tot overleg van deputaten met hoge ambtenaren in Den Haag. Deputaat T. Loonstra (Boelenslaan) gaf een uiteenzetting over de huidige stand van zaken met betrekking tot de emeritikas.

Ook kwam het werk van de Theologische Universiteit in Apeldoorn aan de orde. De beide curatoren die door het Noorden zijn aangewezen, ds. R. van de Kamp en ds. J. Westerink, waren aanwezig om eventuele vragen van de afgevaardigden te beantwoorden. Tijdens de bespreking bleek dat de werkdruk van de hoogleraren aan de universiteit nog steeds hoog is. Wel is er enige verlichting gekomen door de hulp die hoogleraren krijgen van docenten. Toch is er nog geen structurele oplossing gevonden voor het probleem van de werkdruk. Terugkeer naar de vorm van een seminarie, een opleiding alleen voor predikanten van onze kerken, is geen oplossing. Ook werd de noodzaak van voldoende aanwas van predikanten genoemd. Jonge broeders uit de kerken zouden attent gemaakt kunnen worden op een mogelijke roeping. Ambtdragers hebben hierin een taak. Waarom zou niet tegen een jonge broeder die de Here vreest en gaven heeft, gezegd kunnen worden 'Zou dat ook niet iets voor jou zijn, een studie in Apeldoorn?' Na ongeveer vijfentwintig jaar nam ds. J. Westerink afscheid als curator. In zijn plaats werd ds. D. J. Steensma benoemd.

Vanuit de classis Zwolle was een instructie ingediend over de doop van pleegkinderen. De classis Zwolle heeft geconstateerd dat de doop van pleegkinderen in een aantal gemeenten van ons kerkverband wordt bediend op grond van richtlijnen van de kerkenraad van de plaatselijke gemeente. Ze vindt het echter nodig dat er één lijn wordt getrokken. Dan kunnen we voorkomen dat kerkenraden in vergelijkbare situaties verschillend handelen. Een dergelijke regeling bestaat ook in andere kerkverbanden. De particuliere synode acht het eveneens een goede zaak dat er een landelijke regeling komt. Pleegkinderen die langdurig in een pleeggezin zijn geplaatst, in elk geval tot hun achttiende jaar, komen in aanmerking voor het ontvangen van de heilige doop. Ze zijn gebracht binnen de kring van Gods verbond en horen bij zijn gemeente. Met de classis is de particuliere synode ook van mening dat aan de doop van pleegkinderen voorwaarden zijn verbonden. Toch vindt de synode dat de instructie op een aantal punten niet zorgvuldig genoeg is. Ze kan in deze vorm niet worden doorgestuurd naar de generale synode. Daarom nemen de afgevaardigden van Zwolle de instructie terug en zullen deze opnieuw binnen de classis bespreken.

Feanwâlden
D. J. Steensma