Het was een boeiend artikel, in het Kerkblad van 16 november in de rubriek Domineespraat, met als titel ‘Zingen’. Toch staan er wel een paar dingen in waar je een vraagteken bij kunt zetten

Moest van Calvijn het orgel zwijgen omdat het van de duivel zou zijn? Volgens de kerklieddeskundige dr. J. Smelik had Calvijn inderdaad – evenals trouwens rooms-katholieke theologen – bezwaar tegen het gebruik van muziekinstrumenten in de kerkdienst (‘Gods lof op de lippen’, 2005, p. 84). Maar of hij daar ook de duivel bijgehaald heeft? Calvijn baseerde zich op 1 Korintiërs 14: 16, waar hij las dat we God alleen dank mogen brengen in verstaanbare taal. Maar Paulus bedoelt daar paal en perk te stellen aan het ‘spreken in tongen’. Het orgel met zijn ‘tongwerken’ kende hij nog niet!

Een andere opmerking in het artikel is, dat in Calvijns tijd psalmmelodieën geleend werden van populaire wijsjes. Dat geldt wel van de ‘Souterliedekens’, de eerste Nederlandse psalmberijming (1540) (souter = psalter = psalmboek), die nooit gebruikt is in de kerkdienst (A. G. Soeting in ‘Klinkend geloof’, 1978, p. 19- 25).

De melodieën in het psalmboek van Calvijn – en nog steeds in óns psalmboek! - waren geschreven door componisten als Louis Bourgeois. Dat ze zouden zijn afgeleid van wereldlijke liederen werd al in de zestiende eeuw beweerd. Maar vrij algemeen nemen onderzoekers nu aan dat de afleiding van wereldlijke melodieën niet verantwoord te onderbouwen is (Smelik, p. 115, 116). Wel is een aantal psalmmelodieën (bijvoorbeeld van Psalm 80) afgeleid van de rooms-katholieke gregoriaanse zang.

Ten slotte een anekdote uit mijn jeugd. Eind vijftiger jaren van de vorige eeuw werd in onze Zwolse gemeente begonnen met het zingen ‘op hele en halve noten’. De predikant, oud-zendeling ds. A. Bikker, maakte op een tactische manier duidelijk wat het ‘rhytmisch zingen’ inhield: ‘we houden bepaalde noten dan wat langer aan’. En vervolgens sloeg hij zelf vanaf de preekstoel de maat!

 

Zwolle
W. Steenbergen