Hoe voelen de haren van Maria, die over jouw voeten strijken als een handdoek? Onbeholpen ziet het er uit. Als was het een excuus, dat haar tranen jouw voeten nat maakten. Sorry! En met een knullige veeg van haar haren veegt ze de tranen weg. Ze ziet er opeens niet meer uit. Vuil van de straat in haar haar, dat door de tranen tot modder is geworden. En voor je het weet ruiken jouw voeten naar mirre.

Je kijkt haar aan. Wat zie je? Veel mannen zien in haar een vieze hoer. Althans dat zien ze overdag als alle andere mannen en zeker ook hun vrouwen meekijken. Hun vrouwen voelen zich bedreigd door Maria. Veel mannen voelen hun eenzame hart herkend door de blik van Maria. Maar niet in het daglicht. Veel mannen vinden een spoor van warmte en moeder in de aanraking en liefkozing van Maria. Goed, het is tijdelijk en in de nacht, vluchtig en schaamtevol in de morgen. Maar het was wel een vuurvlam in de nacht.

Maar wat zie jij in de ogen van Maria nu je voeten van mirre druipen en de geur iedereen in de eetzaal bedwelmt? Je hoort de mannenstemmen achter je vermengd met die van de vrouwen in de keuken. Schande! De armen! Geef hier! Blijf weg! Belachelijk! Goddeloos! Losbandig! Het kost je moeite om door het roepen heen de ogen van Maria te zien. Het roepen wordt een aanval op jou: Als hij wist, wie zij was … Dat weten de roepers dus wel, misschien wel uit de voorafgaande nacht. Maar wat jij ziet in haar ogen zeg je alleen als je de roepers terugwijst. Jullie doen niets aan gastvrijheid en naastenliefde. Jullie zijn niet genegen en warm, geen vader en geen moeder, geen gastheer en geen beschermer.

Ik weet genoeg. Maria is gezien.

 

Almere
P. van Dolderen