We zijn in het kerkelijk jaar in een bijzondere periode terecht gekomen. Die van de veertigdagentijd. Nee, dat is niet bepaald een protestants gebruik. Het is te makkelijk te zeggen dat het op de Rooms-katholieke Kerk teruggaat. In het Jodendom kende men al een vastentijd voorafgaande aan Pesach (Joodse paasfeest). Dit gebruik zal overgenomen zijn door de christenen. Was het aanvankelijk één of twee dagen vasten, later werd die periode langer. Begin van de vijfde eeuw was veertigdagentijd een algemeen gebruik geworden in de christelijke kerk. Tegenwoordig zien we dat ook protestanten zich de vastentijd meer bewust zijn en daar ook geestelijk handen en voeten aan proberen te geven.

 

Nu u dit leest is de veertigdagentijd al aan de gang. Op 31 maart vieren wij met Pasen de opstanding van de Here Jezus. De periode daaraan voorafgaand is de veertigdagentijd. Dit jaar loopt die van 13 februari tot en met 30 maart. Wanneer u die dagen gaat tellen komt u op 46. Zes van die 46 zijn namelijk zondagen en die worden niet als vastendag meegeteld.

Van oudsher is deze periode een tijd van inkeer, bezinning en gebed.

Vasten

Op het internet kwam ik een aantal preken van de kerkvader Augustinus (354-430) tegen. Een citaat: ‘De jaarlijks wederkerende vastentijd is weer aangebroken; bij gelegenheid daarvan moeten wij een vermaning tot u richten, daar ook gij de Heer werken, die in overeenstemming zijn met deze tijd verschuldigd zijt. Niet alsof deze de Heer van nut kunnen zijn. Neen, slechts uzelf kunnen zij baten.’ Of deze uitspraak: ‘Een christen begrijpt, hoezeer hij zich verre moet houden van het zich toe-eigenen van andermans goed, wanneer hij bedenkt, dat het gelijk staat met diefstal, wanneer hij zijn overtollig bezit niet aan een behoeftige geeft.’ Ik geef er nog twee van hem door: ‘Als er dus vijandschappen zijn, die tot de dag van vandaag bestaan hebben, dan moet men er paal en perk aan stellen en ze beëindigen. Dan moet gij ze vernietigen, opdat ze niet u vernietigen. Dan moeten ze geen stand houden, opdat ze u niet in hun greep houden; laten zij uitgeroeid worden door de Verlosser, opdat zij niet de halsstarrige uitroeien.’ En: ‘Hij schept slechts behagen in het vasten van hen, die de liefde kennen.’

 

Kruis

Augustinus zet ons aan het denken. Het wordt lastig als alle nadruk komt te liggen op wat wij in deze periode allemaal niet of wel moeten doen. Dat is ook niet de bedoeling. Deze periode van inkeer is duidelijk verbonden met de weg die de Here Jezus ging voorafgaande aan zijn opstanding. Momenteel lees ik zelf het boekje ‘Hij nam het kruis en ging…’. Dit is geschreven door ds. M.R. van den Berg en in 2011 – bewerkt door Reinier Sonneveld – opnieuw uitgegeven. Een overdenking van circa anderhalve bladzijde. Een vraag. Een kort  gedeelte uit de Bijbel lezen. Het uitspreken van een gebed van twee of drie regels. En een opdracht (bijv. ‘Nodig iemand die je eigenlijk als ballast ervaart, uit om met je te eten’). De weg van Jezus volgen. En dan heel praktisch: wat zijn daarvan de ‘ge-volg-en’ voor mijn leven. Omgang met God. Ja, dat hoort bij elke dag van mijn leven. Maar deze periode helpt me om het voorrecht daarvan en de uitdaging daarin beter in het oog te krijgen. Zo lees ik nu al mijn opdracht voor Goede Vrijdag: Wees een half uur stil.

 

Groningen
N. Vennik