Wie in de kerk met het ambt te maken krijgt, ontkomt niet aan de vraag: wat is het eigene van het ambt, wat maakt het ambt tot ambt? Wat is het verschil tussen een ambt en een managementsfunctie? Een antwoord op deze vraag helpt om het ambt gemotiveerd en gelegitimeerd te vervullen. Het helpt de gemeente om ambtsdragers te aanvaarden.

Er zijn drie momenten aan te wijzen waarop we een antwoord op onze vraag naar het eigene van het ambt kunnen geven. Allereerst bij het komen tot het ambt. Vervolgens in de praktische uitoefening van het ambt. Als derde het punt van de erkenning van het ambt. Bijbelse gegevens, elementen uit de belijdenis en de kerkorde moeten we hier als grondslag nemen.

Het eigene in het komen tot het ambt

Ambten in de kerk zijn een gegeven uit de Schrift: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars, ouderlingen en diakenen. Ze worden geroepen, gekozen, aangewezen, benoemd en gezonden. Ze vervullen een bijzondere dienst in de gemeente van de 'gewone' heiligen.

Paulus zegt in Efeze 4: Christus heeft gegeven. De ambtsdrager is een geschenk, een gave van Christus aan zijn gemeente. De gemeente krijgt en ontvangt ambtsdragers uit de handen van Christus. Die ambtsdragers worden geroepen en gezonden door Christus. Zij voelen in hun hart en ziel en geweten een dringen van de Geest van Christus om te staan naar het vervullen van een dienst in de gemeente. Je kunt naar het ambt staan, maar er niet naar solliciteren.

Er zijn drie vragen wezenlijk in de persoonlijke verwerking van een roeping van Christus tot het ambt. Wil ik het wel? Mijn wil moet worden weggetrokken van eigen levensontwerp en omgebogen worden tot gehoorzaamheid aan Christus’ stem. Vervolgens de vraag: ben ik bekwaam? Zal ik het wel kunnen en durven? Voorgaan in gesprek en gebed en overdenking, in vermaning en vertroosting. Heb ik  gaven gekregen voor de vervulling van de dienst? De belofte is: Hij die u roept, is getrouw Die het ook doen zal (1 Tess. 5:24). De derde vraag is: ben ik wel waardig om een ambt te vervullen. Is mijn geloof voldoende sterk? Beantwoordt mijn leven geestelijk, kerkelijk, maatschappelijk, in gezin en vrije tijd, in ervaring en leeftijd aan de norm van het evangelie en de geboden van God? Ben ik vrij van eerzucht, heerszucht en gewinzucht?

In deze vragen liggen de persoonlijke overwegingen en strijd die ieder heeft te voeren in het komen tot het ambt. Enerzijds staan we daarmee in de lijn van de Bijbelheiligen zoals Mozes, Elia, Jesaja, Jeremia, Petrus en Paulus. Anderzijds zijn er de verkeerde voorbeelden in de valse profeten, Judas Iskariot en Diotrefes (3 Johannes 10). Hier liggen voor iedere ambtsdrager persoonlijk de momenten van het zelfonderzoek dat door heel de ambtelijke loopbaan aan de orde blijft. Ook deze ambtelijke roeping moet vastgemaakt worden voor onszelf en in onszelf.

 

Subjectieve en objectieve roeping

Wat ik tot nu toe geschreven heb over de roeping wordt wel subjectieve, innerlijke roeping genoemd, namelijk de roeping die wij gevoelen en waarin onderhandeld wordt tussen de Here en onze ziel. Het is gepast dat daar heel terughoudend mee wordt omgegaan door anderen in de kerk. Dat ligt anders bij de uitwendige, objectieve roeping die tot ons komt van de kant van de gemeente. Een roeping tot ambtsdienst komt voor ieder openbaar, objectief tot stand, wanneer de kerk iemand roept.

Artikel 31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis noemt de roeping van de kerk als bewijs, zekerheid voor iemand persoonlijk dat hij door de Here geroepen is. Het is niet goed om je met een roeping van God bij de gemeente te melden die aan zo’n persoonlijke roeping gevolg zou moeten geven. Dat is de omgekeerde weg.

Een roeping is van de Here als de kerk roept. De Here zelf zal aan de gemeente aanwijzen wie geroepen moet worden. Roeping en uitoefening van het ambt zijn nooit absoluut, dat wil zeggen, staan nooit op zichzelf, los in de ruimte. Zij zijn altijd verbonden met en gebonden aan een plaatselijke gemeente. Het ambt is kerkelijk bepaald en niet 'een ontologische kwalificering van de persoon van de ambtsdrager' (Schillebeeckx). Dat wil zeggen: je wordt geen ander, extra heilig persoon. Er is een afhankelijkheid tussen gemeente en ambt. Dat brengt ons naar het tweede: het eigene van het ambt in de uitoefening ervan. Dat komt volgende week aan de orde.

 

Genemuiden
J.C.L. Starreveld

 

Drs. J. C. L. Starreveld is emerituspredikant van Bunschoten en woont momenteel in Genemuiden.