Veel vrouwen die een abortus overwegen, ervaren dat zij geen keuze hebben. De christelijke gemeente kan echter het verschil maken en daadwerkelijk een keuze bieden. Dat kan ze doen doordat zij het kind in haar midden geboren laat worden.

Een gescheiden vrouw uit de gemeente waar Deborah Campbell lid was, werd zwanger. De vader verdween uit beeld. Naarmate de zwangerschap vorderde, raakte ze echter in verwarring. Ze durfde niet meer naar de kerk te gaan. Daarop belde ze Deborah. Deze zei haar dat ze toch naar de kerk moest gaan en bij haar en haar familie moest komen zitten. Hoe de gemeenteleden ook zouden reageren, de familie zou haar steunen. Het bleek dat heel de kerk haar steunde. Toen er geld nodig was om de gynaecoloog te betalen, kwam het geld er. En toen na de bevalling haar eigen moeder haar niet wilde helpen, heeft Deborah dat gedaan, samen met andere gemeenteleden.

In dit verhaal dat Stanley Hauerwas vertelt in een van zijn boeken, zien we wat gemeente-zijn onder meer inhoudt: omzien naar zwakken. De vrouw uit het verhaal had kunnen overwegen in stilte een abortus te laten plegen. Ze overwoog dat niet want gemeenteleden zagen om naar haar en haar kind.

 

Zorg voor de allerzwaksten

Een nog-niet-geboren kindje is weerloos. Zijn voortbestaan hangt soms af van de beslissing van één persoon. Het kan gebeuren dat de omgeving van een vrouw alles op alles zet om haar en haar kind te helpen en dat zij toch besluit tot een abortus. Dood en leven liggen dicht bij elkaar. Soms letterlijk. Op de ene afdeling van het ziekenhuis vechten artsen voor een pasgeborene die nauwelijks vijfhonderd gram weegt en na een zwangerschap van vierentwintig weken ter wereld is gekomen, en in een kamer verderop wordt een kind van drieëntwintig weken dat alle potentie in zich heeft om gezond ter wereld te komen, gedood.

Veel vrouwen en meisjes die een abortus willen laten verrichten, menen dat zij geen keuze hebben en dat zij hun kind geen goede toekomst kunnen bieden. Financiën spelen soms een rol, de studie die moet worden afgemaakt of reacties uit de omgeving. Op dat punt kan de christelijke gemeente het verschil maken. Zij kan wel een keuze bieden. Dat kan ze doen doordat zij het kind in haar midden geboren laat worden. Een van de kenmerken van gemeente-zijn is gastvrijheid jegens zwakken in de samenleving.

Over het algemeen heerst in onze tijd ten aanzien van het ongeboren leven een ander klimaat. Mensen spreken vooral over rechten. Niet dat er een recht op abortus is vastgelegd. Wel is het zo dat er geen strafvervolging plaatsvindt wanneer het geaborteerde kindje nog geen vierentwintig weken was en aan een aantal voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat er sprake moet zijn van een noodsituatie. De wetgever heeft bovendien bepaald dat een vrouw die een abortus wenst, vijf dagen bedenktijd moet nemen. Haar beslissing moet weloverwogen zijn. Als de vrucht ouder dan vierentwintig weken is, wordt in uitzonderingsgevallen geen strafvervolging ingezet. Een voorbeeld van een uitzonderingsgeval is de situatie waarin het kindje lijdt aan een zeer ernstige medische aandoening.

In Nederland vinden per jaar ongeveer twintigduizend abortussen plaats. Een abortus vindt doorgaans plaats in een gespecialiseerde kliniek. Ook bieden ziekenhuizen die mogelijkheid. Negentig procent daarvan gebeurt echter in een kliniek. In de praktijk blijkt dat een noodsituatie op grond waarvan een abortus wordt gepleegd, breed kan worden ingevuld.

De ernst van het gebeuren wordt soms versluierd. Die versluiering blijkt bijvoorbeeld in het woordgebruik. Velen schrikken ervoor terug daadwerkelijk te benoemen wat plaatsvindt. Uitdrukkingen als 'abortus provocatus' en 'doden van het kind in de schoot' worden vervangen door woorden als 'zwangerschapsbeëindiging'.

 

Eigendom van Christus en van elkaar

Hoe komt dat toch? Welke macht is aan het werk in onze samenleving die ervoor zorgt dat veel ongeboren kinderen het licht niet zien? Hoe komt het toch dat de discussie heel afstandelijk wordt? De discussie wordt afstandelijk wanneer gediscussieerd wordt over de vraag wanneer een vrucht beschermwaardig is en wanneer niet. De macht die in onze samenleving aan het werk is, is de macht die individuen voor zichzelf opeist. Ze claimen dan dat ze zelf volledig over hun lichaam beschikken.

Binnen de kerk is zelfbeschikking echter ongepast. Wie in Christus is, beschikt niet over zijn eigen lichaam. Niemand mag dan het recht opeisen dat hij met zijn lichaam mag doen wat hij zelf wil. Dat lichaam is niet van hemzelf. Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus spreekt daarover. Christus spreekt mij aan op wat ik met mijn lichaam doe. En ieder die in Christus is, mag dat doen. Zo is ook het kindje dat in de schoot van een gelovige zuster groeit, eigendom van de Here. Maar wat van de Here is, is ook van zijn gemeente. Zij die geloven zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De leden van zijn lichaam horen bijeen. De gemeente als geheel draagt verantwoordelijkheid voor het kind in haar midden, buiten of binnen de moederschoot.

Leden van de gemeente zijn aan elkaar gegeven. Daar geldt dan ook de opdracht van zorg voor elkaar. In het bijzonder de zorg voor de zwaksten in ons midden. Daarom is het zo triest dat een meisje dat opgroeide in de gemeente van Christus, alleen, zonder haar ouders, zonder ook maar iemand in de gemeente om hulp te vragen, zich liet leiden door haar vriendje en een abortus onderging op aandringen van zijn familie.

 

Gastvrije gemeente

De discussie over de vraag wanneer menselijk leven in de moederschoot begint, is een discussie die uiteindelijk niet verder helpt. Waar lezen we in de Schrift dat we die vraag eerst moeten beantwoorden?

Wel lezen we over Gods ogen die ons vormeloos begin zagen en over kinderen als teken van hoop. Kinderen zijn een geschenk van de Here. Dat geschenk heeft waarde. Alles wat God geeft, heeft waarde. Heeft het dan een waarde in zichzelf? Nee. Die waarde is afhankelijk van de Here. Hij is hoger dan ons leven. Dat geldt ook voor menselijk leven in de moederschoot.

De waarde van ongeboren leven hangt niet af van wat wij met elkaar daarover afspreken. Die neiging hebben wij als mensen trouwens wel. Dan wordt bijvoorbeeld gezegd dat dit leven waarde heeft in zichzelf: de vrucht in de schoot zou dan heilig en onaantastbaar zijn.

De een zegt dan dat vanaf het eerste begin de vrucht beschermwaardig is, een ander spreekt over toenemende beschermwaardigheid. Weer anderen menen dat de waarde van menselijk leven in de schoot afhangt van een aantal voorwaarden. Bijvoorbeeld: het moet levensvatbaar zijn, het mag geen ernstige ziekte bij zich dragen, het heeft geen ernstige beperking en lijdt niet aan het syndroom van Down. Sommigen laten de waarde van het ongeboren leven afhangen van het feit dat dit kind een jongen of een meisje is.

Maar stel dat het ongeboren kind niet aan die voorwaarden voldoet? Wat dan? Als we zelf voorwaarden gaan stellen voor het mens-zijn, is het einde zoek. Kun je op den duur ontkomen aan kindermoord? Sommigen pleiten daar al voor. Ze spreken over 'abortus' na de geboorte, een zogenaamde postnatale abortus. Een pleidooi daarvoor stond vorig jaar in een tijdschrift voor medische ethiek. De schrijvers van dat artikel, Giubilini en Minerva, menen dat een pasgeborene nog geen persoon is. Deze heeft volgens hen geen belangen waarmee je rekening zou moeten houden. Daarom kan een vrouw besluiten tot een postnatale abortus. Die 'abortus' kan dan worden toegepast op pasgeborenen die ziek zijn en ernstig lijden, maar even goed op gezonde baby's. Wat in de ogen van deze 'deskundigen' dan 'slechts' gebeurt, is dat dat deze pasgeborene geen persoon wordt.

U geheel anders, zegt de apostel. Gastvrijheid is een van de deugden die zijn gemeente kenmerkt, juist ook gastvrijheid voor kinderen. Soms kan dan veel van de ouders worden gevraagd om daadwerkelijk deze gastvrijheid te verlenen. Voor alle ouders geldt dat zij de hulp en bijstand mogen verwachten van Hem wiens ogen het 'vormeloos begin' (Ps. 139, 16) van hun kinderen hebben gezien en voortdurend hen met zijn zorg omringt.

 

Feanwâlden
D. J. Steensma