Over geen onderdeel van het predikantswerk verschillen de meningen van predikanten waarschijnlijk zo veel als juist de catechese. Er zijn predikanten die het heerlijk vinden om een avond catechisatie te geven, maar er zijn ook predikanten die het zwaar en moeilijk vinden. Uiteraard zijn er ook die zich ergens tussen die twee extremen bevinden. In dit artikel verkennen we het predikantswerk in de catechese.

Waarom verzorgt de predikant eigenlijk de catechisatie? Een goede vraag, zeker nu in steeds meer gemeenten de catechisatie door een team van catecheten wordt gegeven. Waarom moet de predikant het doen? Het eenvoudigste antwoord op die vraag is: omdat het een van zijn eerste taken is. Het eerste wat de predikant moet doen is, uiteraard, preken, het Woord verkondigen. Maar direct daarna komt het onderwijs, de catechese. Dat betekent niet dat de predikant in eerste instantie leraar is en pas daarna herder, alsof het pastoraat maar ergens er bij bungelt. Maar naar de overtuiging van de kerken van de Reformatie is zowel de prediking van het Woord als de catechese een voluit herderlijke, pastorale taak.

Dat zegt direct iets over de insteek van de catechese. Het is anders dan godsdienstles in de kerk. De godsdienstles gaat om het leren van een aantal feiten en mogelijk ook vaardigheden. Maar bij de catechese gaat het om ambtelijk onderwijs aan gedoopte kinderen van de gemeente, die hopelijk komen tot het doen van openbare geloofsbelijdenis. Daarbij gaat het dus niet allereerst om het hoofd, maar om het hart, het persoonlijk geloof.

Het is wel goed om hier op te passen voor een valse tegenstelling tussen hoofd en hart. Als een jongen serieus verliefd is op een meisje, wil hij ook alles van haar weten. Waar het hart vol van is, is het hoofd ook op gericht. En op de catechisatie houden we geen evangelisatietoespraken en maken we er wat mij betreft ook geen praat- of discussieclub van, maar leren jongeren vanuit het Woord van God waar het op aankomt.

Van de predikant vraagt dit een goede houding. We zijn er niet met het afdraaien van een lesje en het checken of het maakwerk gemaakt en het leerwerk geleerd is. De levende God zegt tegen ons allen: ‘Geef Mij je hart’. Als het goed is, geeft dat een doorleefde, bevindelijke gloed aan heel de catechisatie.

Anderzijds zijn we er ook niet als we avond aan avond gezellige gesprekken hebben met de jongeren over wat hen bezig houdt, en als we proberen een link te leggen met het christelijk geloof. Hoewel? In bepaalde leeftijdscategorieën ben ik geneigd daarmee voor een tijdje tevreden te zijn. Als pubers wegens verbouwing gesloten zijn, of juist boordevol vragen zitten, waarom zou je dan niet van het geijkte pad van het boekje afgaan om hen op te zoeken waar ze zich bevinden? Past dat niet helemaal bij de Goede Herder en dus bij de herderlijke attitude van de predikant als catecheet?

Mooie kanten

Dat we onze jongeren op catechisatie krijgen, is onvoorstelbaar mooi. Week aan week kun je in een persoonlijk contact het Evangelie meegeven. Je bouwt met hen een band op - dat vraagt wel dat je ook eens wat van je eigen persoonlijk leven laat zien, jezelf kwetsbaar durft te maken door persoonlijk te worden. En natuurlijk hoort humor erbij! Wat zijn catechisanten soms blij verrast om te zien dat die man die op zondag zo ernstig en bewogen het Evangelie verkondigt, ook iemand is die ‘gewoon’ eens lachen kan.

Dit vraagt natuurlijk wel wat van de predikant als persoon. Je moet jezelf met huid en haar geven aan de jongeren, en niet iedereen doet dat even graag of is er even goed in.

Een ander mooi aspect van de catechese is de ruimte die er komt voor vragen van jongeren. Niet die vragen waarvan ouderen zeggen dat ze er mee zitten, maar hun echte vragen. Soms komen die op de catechisatie, en bieden ze stof voor gesprek en voor de preek. Niet minder komen ze na de catechisatie, van een jongere die je nadien nog even wil spreken, of die een mailtje stuurt of berichtje via Facebook. Uiteindelijk loopt catechese daarmee over in jongerenpastoraat.

Persoonlijk vind ik het bijzonder hoe open jongeren geregeld durven te zijn, hoe ze hulp durven vragen en hun onzekerheden durven benoemen. Er wordt wat afgeworsteld met vragen rondom het bestaan van God en over hoe jongeren de levende God kunnen leren kennen, en wat echte bekering is.

Moeiten

Natuurlijk zijn er niet alleen maar mooie kanten aan dit aspect van het werk van de predikant. Het contact met jongeren is soms moeizaam, en eerlijk gezegd lijkt het me ook moeilijk om dit tientallen jaren vol te houden, ook als de predikant zelf ouder wordt en minder op de hoogte is van ontwikkelingen in de jongerencultuur. Aan de andere kant zijn er veel predikanten die kunnen getuigen hoe de contacten met jongeren hen scherp hielden, bij de tijd, en - wie weet - zelfs wel wat jong hielden.

Uiteraard lopen niet al onze jongeren over van heilbegeerte. Het tegendeel is vaak het geval. Soms is de onverschilligheid stuitend. Je kunt er moedeloos van worden. Toch maar bidden dat je er niet moedeloos van wordt, maar dat het je des te meer reden geeft om helder, concreet en met klem te preken.

Ook is het gevaar groot dat je op de automatische piloot catechisatie gaat geven. Er is zo veel te doen in de gemeente, en de stof van het boekje heb je toch wel aardig in de vingers, en langzamerhand sluipt de sleur er in.

Een ander probleem zijn te grote of juist heel kleine groepen. In een grote groep zullen bepaalde jongeren zich terugtrekken en passief en afwachtend worden. In te kleine groepen wordt de sfeer snel beklemmend, want je bent altijd aan de beurt. Een groepsgrootte ergens rond de tien lijkt mij persoonlijk ideaal. Maar ik ben ook weinig anders gewend, moet ik toegeven.

Zoals bij alle dingen, moet er ook bij catechisatie een soort administratie worden gevoerd. Als het allemaal vrijblijvend wordt of jongeren naar de catechisatie gaan, wordt het wel heel lastig, bijvoorbeeld om leerwerk op te geven. Want dat hoort er wel echt bij. Maar ronduit vermoeiend is het als je achter catechisanten heen moet die niet op de catechisatie verschenen zonder afgemeld te zijn. Maar ja: het is wel goed om dat snel te doen, want voor je het weet zijn ze afgedwaald en gaan ze heel andere wegen. Je kunt daarin niet alert genoeg zijn. Dat is wel eens lastig, omdat er de volgende dag weer zo veel andere taken liggen.

Ten slotte

Voor de predikant betekent de catechisatie best een belasting. Voor de een omdat hij het contact met jongeren een opgaaf vindt, voor een ander omdat hij het lastig vindt om de stof aansprekend over te brengen, voor een derde omdat hij het zwaar vindt om steeds ’s avonds aan de slag te zijn.

Toch behoort catechisatie geven tot de mooiste kanten van het predikantswerk. Wat heerlijk om te zien hoe de levende God vandaag nog werkt onder onze jongeren. Zijn er mooiere diensten dan belijdenisdiensten? Jongelui die misschien hun opstandige perioden hebben gekend, of onverschillig waren, en die je Gods Naam hoort belijden voor de mensen. Prachtig, wat een reden tot dankbaarheid!

Soms moet je jezelf dat wel even voorhouden als je er weer voorstaat.

 

Genemuiden             
A. Huijgen