Mens-zijn is verplicht-zijn. Je hebt als mens verscheidene plichten. Deze staan naar het schijnt soms tegenover elkaar. Dan is een keuze moeilijk. Maar is er dan echt sprake van een botsing van plichten?

Een broeder uit de gemeente is verkozen tot ouderling. De kerkenraad heeft hem daarna benoemd. Deze broeder vindt dat hij zijn roeping moet opvolgen. Hij kan en wil deze niet naast zich neerleggen. Het is een roeping van de Here. Tegelijkertijd ervaart hij een verplichting ten opzichte van zijn gezin met opgroeiende kinderen. Bovendien bekleedt hij een belangrijke taak in een christelijke organisatie. Hij ervaart op dat moment dat God hem verschillende plichten oplegt die hij niet met elkaar in overeenstemming kan brengen. Wat moet hij doen? Welke keuze hij ook maakt, er zal een gevoel van schuld overblijven. Is dat terecht? Hoe kan hij in vertrouwen en met een goed geweten een verantwoorde keuze maken?

 

Voorbeelden

Een ernstig zieke die zijn laatste levensfase ziet naderen, vraagt: 'Kan er geen einde worden gemaakt aan deze lijdensweg?' Als deze vraag voortdurend terugkomt en de patiënt geen rust vindt, staat de naaste familie voor een dilemma. Hoe moeten ze daarmee omgaan? En wat is de plicht van de arts in deze situatie?

Velen vinden vandaag de dag dat je de wens van de patiënt moet respecteren, ook zijn stervenswens. Respecteren betekent dan: op zijn verzoek ingaan en helpen bij levensbeëindiging. De familie ervaart in deze situatie dat twee plichten tegenover elkaar staan. Aan de ene kant de plicht tot respect voor de waardigheid van de zieke die zijn einde ziet naderen. Aan de andere kant de plicht tot gehoorzaamheid aan het woord van God. We mogen toch niet eigenmachtig een einde maken aan het leven? We zouden dan een beslissing nemen die alleen God toekomt. Hoe moet de familie in deze situatie handelen waarin volgens haar plichten botsen?

Een gynaecologe die een bevalling begeleidt, moet ervoor zorgen dat het leven van de moeder niet in gevaar komt, ook dat het kind geen schade oploopt bij de bevalling. Welke keuze moet zij maken wanneer alleen door de dood van het kind de moeder kan worden gered? Gelukkig komt een dergelijke keuze in ons land nog maar weinig voor. Toch kan dit nog steeds als een dilemma worden ervaren, al is het niet in ons eigen land, toch nog wel elders in de wereld.

En wat doet een ambtenaar van de burgerlijke stand die alle handelingen moet verrichten die aan zijn taak verbonden zijn, maar bezwaar heeft tegen de sluiting van een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht? Aan de ene kant wil hij dat alle staatsburgers rechtszekerheid hebben, ook zij die een andere keuze maken dan hij zou hebben gemaakt. Aan de andere kant hecht hij aan het huwelijk zoals dat door God is ingesteld.

Ook een kerkenraad kan een botsing van plichten ervaren. Hij heeft verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeente waaraan hij leiding geeft. Hij wil de schapen van de kudde vasthouden, ook diegenen die sterk de invloed van de tijdgeest ondergaan. Hij wil jongeren bij de gemeente houden die samenwonen en die deze samenwoning heel gewoon vinden en niet zouden begrijpen waarom een kerkenraad daarop tegen zou zijn. Daarnaast heeft de raad de plicht de gemeente te houden bij gehoorzaamheid aan het woord van God. Dat is zijn plicht tot vermaan en terechtwijzing. Maar hij kan dan een botsing van plichten ervaren. Het ene moet (jongeren vasthouden en begeleiden op hun weg naar meer inzicht in het evangelie), het andere ook (vermanen en terechtwijzen).

 

Plichten

We hebben als mensen allerlei plichten. De belangrijkste zijn die ten opzichte van God. De HERE gebiedt dat we Hem met heel ons hart, met heel onze ziel en met heel ons verstand liefhebben. Die dure plicht domineert elke andere verplichting. We moeten God op de juiste wijze erkennen, en alleen Hem eren en vertrouwen. Aan niets of niemand anders mogen we ons onderwerpen dan alleen aan Hem. Daaraan is verbonden de plicht tot dienst in zijn koninkrijk en binnen zijn gemeente. Zijn eis tot gehoorzaamheid is met geen enkele andere eis vergelijkbaar (vgl. Hand. 5, 29).

Daarnaast zijn er plichten ten opzichte van de naaste. Je mag je naaste geen schade toebrengen. Wat je wilt dat een ander ten opzichte van jou doet, datzelfde moet je doen ten opzichte van wie op je weg komt. Dat is de gulden regel. Jezus heeft die regel zijn discipelen voorgehouden: 'Behandel anderen steeds zoals u zou willen dat ze u behandelen' (Mat. 7, 12).

Ook is er de plicht dat je betrouwbaar bent voor je naaste. De ander moet op je aankunnen. Dat houdt onder meer in dat je woorden spreekt die in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Wanneer iets blauw is, zul je niet bij hoog en bij laag volhouden dat het desbetreffende voorwerp rood is. Als bewezen is dat iemand een dronkaard is, zul je niet blijven beweren dat hij nuchter is. Als iemand de vrouw des huizes vraagt of haar man thuis is, zal zij betrouwbaar zijn en antwoorden dat hij thuis is.

Als een ernstig zieke patiënt vraagt hoe de artsen oordelen over zijn situatie, zullen zij eerlijk antwoorden en vertellen wat de werkelijke stand van zaken is. Dat is in allerlei situaties een plicht: woorden spreken die recht doen aan de werkelijkheid.

Deze levenshouding van betrouwbaarheid is een norm voor het sociale leven. Daarmee toon je respect en eerbied voor de ander. Daarmee bescherm en bevorder je het sociale leven.

Maar wat moet je doen wanneer 'de waarheid aan het ziekbed' de situatie van de patiënt ernstig doet verslechteren? Wat moet je doen wanneer woorden 'de waarheid' een schadelijke uitwerking zal hebben? Dan botsen schijnbaar plichten: de eis tot het spreken van woorden die aan de werkelijkheid beantwoorden en de eis tot bescherming van de ander. De vraag is hoe je een dergelijk dilemma moet oplossen. Iets meer licht over de oplossing van zo'n dilemma krijgen we wanneer we erop letten waar plichten vandaan komen.

 

Oorsprong

De laatste en beslissende plicht wordt een ieder van ons opgelegd door de Here God. Hij is de allerhoogste gebieder en wetgever. Alleen Hij kan een gebod opleggen dat onvoorwaardelijk geldig is. Plichten die het mens-zijn bewaren, beschermen en bevorderen komen uiteindelijk bij Hem vandaan. Hij is daarvan de oorsprong.

Tegelijkertijd leggen mensen elkaar plichten op. Ook een instantie, organisatie of instelling kan bepaalde zaken van ons eisen.

Dat mensen elkaar een plicht opleggen zien we bijvoorbeeld in de verhouding tussen ouders en kinderen, de verhouding tussen werkgever en werknemer, de verhouding tussen leraar en leerling, de verhouding tussen officier en soldaat, en de verhouding tussen de overheid en haar burgers. Ook in andere verhoudingen kunnen mensen elkaar plichten opleggen.

Maar niet iedereen mag een ander een plicht opleggen. Dat kan alleen wanneer je gezag over een ander hebt. Wie gezag heeft, heeft iets te zeggen over de ander. Maar gezag heb je niet jezelf geschonken. Dat moet je gegeven worden. Uiteindelijk gaat elke vorm van gezag terug op het hoogste gezag. Dat ligt bij God de Schepper.

Aardse gezagsdragers moeten daarom hun gezag aan Gods gezag spiegelen. Daarom mag de eis die zij aan ondergeschikten opleggen, niet strijden met wat God eist. Deze eis zal in het verlengde moeten liggen van wat onze schepper en hoogste koning eist. Hij is de oorsprong van plichten die het goede voor mens en samenleving bevorderen. Zouden we iets van elkaar mogen eisen dat strijdt met zijn wil? Gelet op deze oorsprong van plichten is een botsing van plichten niet mogelijk, hoezeer we dat misschien anders beleven. Een volgende keer meer daarover.

 

 

Feanwâlden                                                                                                 
D. J. Steensma