Het is boeiend om te zien in welke tijd een liedboek is ontstaan, en de invloed van die tijd te ontdekken. Nu valt dat niet altijd mee, omdat een liedboek doorgaans een verzameling liederen uit alle tijden kent en ook liederen uit andere landen.

 

Er zijn twee mogelijkheden na te gaan wat de samenstellers van het nieuwe liedboek heeft bewogen. De eerste is deze: welke liederen zijn verdwenen, en om welke reden. De tweede is: welke (nieuwe) liederen zijn er toegevoegd en wat is daarvoor de reden.
Dat levert wel wat gissingen op, omdat er nergens een verantwoording voor de selectie is gegeven.

Schriftberijmingen en hymnen

Wanneer we kijken wat er verdwenen is, ontdekken we een aantal zaken. Het Liedboek voor de Kerken kende, en dat was uniek, een uitgebreide schat aan schriftberijmingen. Bijna de helft daarvan is verwijderd. Dat valt te betreuren, want juist in die rubriek was kwalitatief hoogwaardig materiaal te vinden. Er waren zeker liederen bij die weinig werden gezongen en een enkel lied was ook niet zo heel sterk. Maar vooral liederen van Muus Jacobse, met een sterk vertellende inhoud en daarom ook interessant voor kinderen, zien we niet meer terug. De rubriek schriftberijmingen is trouwens vervallen en de schriftliederen die wel zijn gebleven, heeft men over een aantal andere rubrieken verspreid.
Een tweede categorie die nog maar karig vertegenwoordigd is, wordt gevormd door hymnen uit de oude kerk en de middeleeuwen. Die worden niet overvloedig gezongen. Misschien omdat het muzikale idioom te ver afstaat. Eenzelfde bezwaar hoor je in toenemende mate met betrekking tot de zestiende-eeuwse psalmmelodieën. Toch is dat in beide gevallen jammer. Omdat de muzikale kwaliteit uitstekend is, terwijl de teksten, hoewel niet zo direct toegankelijk, je wel degelijk aan het denken zetten. Enkele hymnen mochten gelukkig wel blijven en in de psalmen is niet geschrapt, hoewel enkele medewerkers aan het liedboek daar wel van wilden weten.
De liederenschat rond de feesten is behoorlijk uitgedund. Daar missen we enkele liederen waarvan de taal niet meer de onze is, maar ook enkele liederen die misschien wel als een storing op het gezellige kerstfeest werden ervaren. Ik denk aan het lied van Jochen Klepper: 'Kind nu wij om U vrolijk zijn, valt ons uw nood in en uw pijn ...' (Gez. 155). Het was een aanwinst, maar helaas.
In de veertig dagen voor Pasen is gelukkig meer rekening gehouden met het karakter van die tijd. Niet alleen maar lijdenstijd, of passietijd, maar tegelijk ook voorbereiding op het feest van Christus' opstanding.

 

Markante en klassieke liederen

Dat daarmee ook enkele liederen het veld moesten ruimen, kan ik me voorstellen. Maar het knappe en ingetogen lied van 'onze' Jacob Lelsz, 'Gij wordt voor mij gekruisigd Heer...' (Gez. 191), zo passend op de Goede Vrijdag, was ik ook nu graag weer tegengekomen. Te  onbekend gebleven?  Enkele markante liederen van Luther moesten ook het veld ruimen, waaronder dat prachtige paaslied 'Die in de dood gebonden lag' (Gez. 203). Was dat wellicht te dogmatisch?

Natuurlijk horen teveel leerstelligheden niet tot een goed kerklied, maar wat meer bijbels-theologische inhoud is toch niet verkeerd? Wie het niet over zijn of haar lippen kan krijgen zal het ook niet snel laten zingen.

Ook veel liederen uit de negentiende eeuw zijn ingeleverd. Nu begrijp ik dat daarin – opnieuw –- geschift moest worden. De kwaliteit liet nogal eens te wensen over en de breedsprakigheid werd als hinderlijk ervaren. Toch was een bredere selectie gewenst, zeker wanneer je een kerkelijk liedboek als een verzameling van liederen uit de schat der eeuwen wilt zien. Dat is misschien ook wel nagestreefd, maar in dat geval niet helemaal geslaagd.

Het is zeker niet eenvoudig om de taal van vorige eeuwen te verstaan. De roep om die liederen te hertalen klinkt telkens weer, niet alleen in de Nederlandse situatie, maar ook elders. Als je een lied van Revius in hedendaags Nederlands wilt bewerken – gesteld dat zoiets lukt – dan is wel het eigene van de oorspronkelijke dichter aangetast. Alternatief zal dan zijn, om het oorspronkelijke –weliswaar in aangepaste spelling–, met verklaringen van onbekende woorden te verhelderen, en dan wat uitgebreider dan tot dusver gebeurt. 
Zelfs nieuwe liederen uit het vorige liedboek voor de kerken zijn weer verdwenen. Zoals het toch wel bekend geworden 'De Heer heeft mij gezien en onverwacht..' (Gez. 487), maar ook het lied  'Hier is een stad gebouwd...'(Gez. 490), dat werkelijk vernieuwend is geweest, hoewel het liturgisch niet zo bruikbaar was.

De klassieker van Rijnsdorp 'Eeuwig Woord, U moeten wij bezingen' (Gez. 476) mocht niet mee en zo is er nog een aantal bekende en geliefde gezangen te noemen, die best wel kwaliteit hebben.

 

Gedenckklank en opwekking

Een verhaal apart is het snoeien van liederen uit Valerius' Gedenckklank. Liederen die we doorgaans associëren met de vaderlandse geschiedenis, en vooral de Tachtigjarige Oorlog. Hun plek in de liturgie is wat twijfelachtig, maar bedenk dan wel dat een aantal psalmteksten ook gemaakt is naar aanleiding van historische gebeurtenissen in Israëls verleden. Met dit verschil dat heilsgeschiedenis nog niet hetzelfde is als vaderlandse geschiedenis.

Het is meestal een beetje flauw om te roepen: 'Ik heb wat gemist'. Natuurlijk heb je altijd wel iets gemist.

De liefhebbers van het evangelisch liedgoed, en met name de opwekkingsliederen hebben wel een plek gekregen. Maar al voor de verschijning maakte iemand bekend, dat er uit die hoek veel te weinig was geselecteerd. Twintig liederen in dat genre is ook niet veel (voor menigeen overigens al twintig teveel!).  Een aantal redenen is te bedenken: verouderd taalgebruik, onbekendheid en wellicht een te subjectieve inhoud. Maar in onze huidige beamercultuur kan het 'verloren' erfgoed zomaar weer tevoorschijn worden getoverd.

Hans Ruiter, Arum

 

 

Ds. D. J. K. G. Ruiter is emerituspredikant te Arum, en lid van het deputaatschap eredienst.