Pakistan

 

Een zendelinge uit China maakte me er op attent. Ze legde me uit dat het niet goed is om te spreken over ‘de vervolgde kerk’, als we het over vervolgde christenen hebben. We suggereren daarmee dat er een vrije kerk is en een vervolgde kerk. Dat kan niet, want er is maar één lichaam van Christus, één kerk en die kerk wordt vervolgd. We horen dus allemaal bij de vervolgde kerk. De vervolgde christenen zijn gewoon onze broers en zussen. Dat heeft consequenties. Stel je voor, je komt uit een gezin met een aantal broers en zussen en enkelen van hen worden mishandeld en bedreigd. Wat doe je dan? Natuurlijk alles wat in je vermogen ligt om ze te helpen en te beschermen. Dat is toch logisch. Nou ja, wat doen we dan voor onze vervolgde broers en zussen? Als we eerlijk zijn te weinig. De afstand tussen hen en ons is groot. Wat kunnen we daar aan doen? We kunnen beginnen met ons te laten informeren, over hen te lezen. Maar we kunnen nog verder gaan. Door al die vluchtelingen die onze kant op komen is het nu ook mogelijk om mensen van daar persoonlijk te ontmoeten. Dat helpt heel erg om dichterbij het vervolgde deel van de kerk te komen.

Twee weken geleden was Roneela op Urk. Een vluchtelinge uit Pakistan. Ze verbleef een dag of vijf bij een vriendin van ons. De gastvrouw had per mail de dominee ingelicht dat ze bij hem zouden kerken. Er kwam geen reactie. Maar in de kerk werden ze verrast. Voor de dienst begon kwam dominee Korving Roneela persoonlijk welkom heten en hij vatte voor haar alvast de preek even samen. Dat was een warm welkom. Tijdens het grote gebed werden ze opnieuw verrast toen de dominee op een gegeven moment in het Engels indringend voorbede deed voor Roneela. ‘Het voelde als een warme deken’, vertelde ze me.

 

Roneela is in 2009 Pakistan ontvlucht. Ze werd zo ernstig bedreigd dat haar hele familie door haar gevaar liep. Ze drongen er op aan dat ze zou vluchten. De misdaad die Roneela had begaan was dat ze hulp had geboden toen in een dorp, niet ver van haar woonplaats Lahore, een kerk in brand was gestoken. Er waren doden bij gevallen en er waren veel gewonden. Haar hulp werd door de vijand niet op prijs gesteld. Via het nummerbord van haar auto wisten ze haar te lokaliseren. Ze begonnen haar te bedreigen. Het werd telkens erger en op een dag werd ze beschoten. Ze moest nu weg. Gelukkig had haar vader geld om een tussenpersoon te regelen. Met twee andere geloofsgenoten vluchtte ze enkele weken van de ene plaats naar de andere plaats. Daarna gingen ze op het vliegtuig. Waarheen wist ze niet. Via een kort verblijf in een flatje ergens in Amsterdam ging ze per auto naar het Noorden. Vijfhonderd meter voor het asielzoekerscentrum werd ze uit de auto gezet. ‘Daar moet je zijn’, wezen ze. Toen ze zich in het centrum aanmeldde hoorde ze dat ze in Nederland was. Om precies te zijn, ze was in Ter Apel.

 

Wordt vervolgd

 

 

K. de Jong, Urk