Op vrijdag 7 februari nam prof. dr. A. Baars afscheid als hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Ruim achttien jaar heeft hij predikkunde gedoceerd. Ook gaf hij les in andere praktisch-theologische vakken, die direct de praktijk van het predikant-zijn raken.

 

Zijn afscheidscollege had als titel: 'Geestelijke leiding in de prediking'. Dit college sloot aan bij de rede die prof. W. Kremer, een van zijn voorgangers in Apeldoorn, had uitgesproken op 13 januari 1954 bij zijn inauguratie als hoogleraar aan de toenmalige Theologische Hogeschool.

Leiding

Centraal in de geestelijke leiding in de prediking staat de vraag hoe een predikant laat zien op welke manier de Heilige Geest het heil van Christus uitwerkt in en toepast aan de harten en levens van mensen.

Dan komt onder meer naar voren hoe de Geest zondaren tot Christus brengt in de weg van geloof en bekering. Maar in de bediening van het Woord moet ook meer aan de orde komen. Daarbij hoort ook het werk van de Geest in de oefening en de groei van het geloofsleven. In het leven van het geloof kunnen zich remmingen en stremmingen voordoen. Daarin vindt ook strijd plaats. De prediking moet daarop ingaan. Dan wordt zichtbaar hoe de gelovige kan omgaan met die geloofsstrijd en hoe hij geloofsremmingen en -stremmingen kan overwinnen.

Maar de Heilige Geest doet zijn werk in de prediking niet alleen. Hij doet zijn werk samen met de Vader en de Zoon. Daarom vormt het werk van de drie-enige God de grondslag van de geestelijke leiding in de prediking. Zou de prediker aan het werk van één van de goddelijke personen voorbijgaan, dan zou de geestelijke leiding in de prediking ernstig te kort schieten.

 

Karakter

Prof. Baars sprak ook over het karakter van de geestelijke leiding in de prediking: Hoe ziet die leiding eruit? Prof. Kremer wees zestig jaar geleden op onderscheidend preken. Ook vandaag moet op dit karakter van de prediking gewezen worden.

Want er is onderscheid tussen leden van de gemeente die luisteren naar de prediking. Weliswaar zijn alle gemeenteleden in een bepaald opzicht gelijk. Bijvoorbeeld in het feit dat zij allen zondaren zijn, kinderen van Adam. Ook al behoren zij bij het genadeverbond en zijn zij kinderen van Abraham, toch blijven ze in hun 'Adamspositie'. Maar … niet ieder heeft dan vanzelfsprekend de Christus door een echt geloof aanvaard. Daarmee moet een predikant rekening houden. Er zijn gelovigen en ongelovigen.

Een predikant zal beide groepen moeten aanspreken en leiding moeten geven. Schrift en belijdenis zijn daarover duidelijk. Er is onderscheid tussen kinderen van het verbond. Daarom is onderscheidend preken nodig. Dat houdt dan ook in dat in de bediening van het Woord de deur van het koninkrijk van God niet alleen geopend, maar ook gesloten wordt.

Bovendien zijn er naast het genoemde onderscheid nog meer onderscheidingen te maken waarmee een predikant terdege rekening moet houden, zoals de fasen waarin iemand zich bevindt op de weg van het geloof.

Ten slotte sprak prof. Baars over geestelijke groei. Ook dat aspect mag een predikant in zijn prediking niet vergeten. Het verdient de nodige aandacht. Ook op dit punt wees hij op het werk van een voorganger: prof. dr. W. H. Velema was zijn ambt als hoogleraar begonnen met een rede over de geestelijke groei van de gemeente. De prediking doet de gemeente en de enkele gelovige groeien van Christus uit. Zij doet hen ook groeien naar Christus toe. Daaraan mag ze dienstbaar zijn: groeien, snoeien en bloeien (H. van den Belt).

 

Triniteit en kerk

Het afscheidscollege dat plaatsvond in de Grote Kerk aan de Loolaan te Apeldoorn, werd geopend door de voorzitter van het curatorium, ds. P. D. J. Buijs met schriftlezing en gebed. De rector van de universiteit, prof. dr. H. G. L. Peels, sprak over prof. Baars aan de hand van drie kenmerkende woorden: bekwaam, belijnd en bewogen. Er werd dank uitgesproken aan de Here dat Hij prof. Baars de kracht heeft gegeven zijn werk te doen.

Prof. Peels bood namens de universiteit de scheidende hoogleraar een bundel met bijdragen aan van collega's en leerlingen uit binnen- en buitenland. De titel van deze bundel is: Triniteit en kerk. Het is een titel die het werk van prof. Baars typeert. Zijn dissertatie uit 2004 handelde over de leer van de drie-eenheid (triniteit) volgens Calvijn. Het andere woord uit de titel, namelijk 'kerk', verwijst naar zijn vakgebied waarin het werk in de kerk centraal staat.

Na nog enkele andere toespraken van onder meer een student en een oud-student sprak prof. Baars een dankwoord. Hij gaf aan wat de diepste grond voor zijn werk is geweest: liefde voor het woord van God.

Naar verwachting zal in het najaar van 2014 dit afscheidscollege uitkomen als een Apeldoornse Studie. Belangstellenden kunnen zich wenden tot de Theologische Universiteit Apeldoorn (tel. 055 - 577 57 00).

 

D. J. Steensma, Feanwâlden