Een naam die de laatste tijd in orthodoxe kringen steeds vaker gehoord wordt is die van Dietrich Bonhoeffer. Het voert hier te ver om diepgaand in te gaan op de oorzaken daarvan. Zijn moedig verzet tegen het Hitler-regime, zijn executie die hij zo gelovig onderging, zijn diepgaande preken en meditaties, dat alles zou wel eens een rol kunnen spelen.

Wat mij de laatste tijd intrigeert is hoe hij gedacht heeft over datgene waar we als kerk van Christus de laatste tijd zo intensief mee bezig zijn en ook mee bezig moeten zijn: de missionaire roeping van de kerk en dan met name waar het onze eigen samenleving betreft.

Het is opmerkelijk dat men in het verleden weinig oog heeft gehad voor dat aspect in het gedachtegoed van Bonhoeffer, maar mijns inziens is het een wezenlijk aspect in zijn denken. De biograaf van Bonhoeffer, Eberhard Bethge, heeft zelfs gesteld dat alle thema's in de theologie van Bonhoeffer (mondigheid, verantwoordelijkheid, relatie kerk-wereld) in dienst staan van de opgave om in het heden de tegenwoordigheid van Christus te betuigen.

Om het anders te zeggen: Bij Bonhoeffer is alles missionair, al is missionair-zijn bij hem niet alles.

De 'vroege' Bonhoeffer

Van de 'vroege' Bonhoeffer is bekend dat hij duidelijk oog had voor de missionaire taak van de kerk. Uit een onderzoek van de in Zingst en Finkenwalde gehouden colleges over homiletiek (predikkunde) en pastoraat blijkt hoezeer hij daarmee bezig was. Ik geef een paar dingen weer.

Dominees zijn ook evangelisten. Het zendingsbevel structureert de dienst van de predikant. Homiletiek en pastoraat hebben missionaire dimensies. Jezus stelde zich er niet mee gerust dat enkele weinige getrouwen bij de gemeente blijven. Hij was bewogen over de schare, ziende dat de mensen waren als schapen zonder herder. De brenger van het Woord moet niet een enkeling zijn, maar een gemeente, dat wil zeggen: meerdere gelovigen als een kleine gemeente, een broederschap, die als een gemeenschap onder het Woord leeft. Het gesprek met de 'onverschilligen' moet aangegaan worden. Bonhoeffer vraagt zich zelfs af of dominees in plaatsen waar het kerkbezoek minimaal is geworden, niet moeten worden ingezet voor evangelisatiearbeid!

Vanuit deze visie is het niet vreemd dat Bonhoeffer aan zijn seminaries ook uitgewerkte modellen voor evangelisatieprojecten heeft ontwikkeld.  De studenten kregen wat dat betreft  ook een taak. Bethge bericht over activiteiten op dat gebied. In1936 verbleef een groep studenten in Achterpommeren: telkens vier broeders werden toegewezen aan 6 gemeenten. Men verbleef daar een hele week. Overdag gingen ze op bezoek bij de mensen, er werden kinderuren en bijbelbesprekingen georganiseerd. Elke dag was er een avondbijeenkomst in de kerk. Opmerkelijk was dat er veel meer inwoners kwamen dan men aanvankelijk had gedacht.

Overgang

In 1940 schrijft hij een aantal stellingen met als titel: 'Wat leren we van de zending voor het missionaire werk onder ons volk.' Wellicht staan die niet los van een schets voor een voordracht daarover.

Daarin stelt hij onder andere: Missionair zijn is enkel en alleen gegrond in de opdracht daartoe. Met de wording tot christen begint tegelijk het winnen van anderen. Christen-zijn is direct ook belijden, werven voor Christus. Het leven van kerk en christen moet een voorbeeld zijn. Bij de prediking hoort een zuiver christelijk leven, anders breekt alles kapot. Het is zaak te leren van de vroege kerk, maar men moet niet klakkeloos de vroege kerk volgen. Men dient er rekening mee te houden dat een post-christelijke wereld er anders uitziet dan de pre-christelijke wereld. We kunnen niet meer prediken alsof we tot heidenen spreken. En  missionair-zijn mag ook niet ontstaan op de bodem van de zwakten van mensen of de samenleving zoals een intellectuele leegte, psychische zwakte, ethische leemte, angst of schuld.

Het moet rond 1940 geweest zijn als Bonhoeffer in zijn «cursief» Ethik «einde cursief» schrijft: De eerste opdracht voor diegenen die tot de kerk behoren is niet iets voor zichzelf te zijn, maar getuigen van Christus te zijn in de wereld. Waar dat getuigenis verstomt is dat een teken van het innerlijk verval van de gemeente, zoals het uitblijven van de vrucht een teken is van het afsterven van de boom.

De 'latere' Bonhoeffer

Dat laatste is de overgang naar een andere accentuering zoals Bonhoeffer die in zijn gevangenisbrieven uiteenzet. Daarbij valt op twee dingen te wijzen. Allereerst op Bonhoeffers gebruik van het begrip «cursief» Arkandisziplin, disciplina arcani «einde cursief».

Dat begrip komt uit de vroege kerk, waar het een aanduiding was voor het behoeden van het geheim van het geloof tegen onbegrip. Het resulteerde in een praktijk waarbij niet-gelovigen bij avondmaal, belijdenis en het Onze Vader de samenkomst moesten verlaten. Bonhoeffer had dat begrip wel eens eerder gebruikt, maar in de gevangenisbrieven komt het voor in een missionaire context.

Er is de dimensie van het geheimenis, dat bewaard moet worden en beschermd dient te worden  tegen profanisering en propagandisme. De zaak van de christenen zal een stille en verborgen zaak zijn. Er is een tijd van zwijgen. De oude taal is haar zeggingskracht kwijt, het is wachten op een nieuwe taal, en daarom zwijgen. We moeten stil zijn omdat nu niet adequaat gesproken kan worden vanwege het misbruik van het Woord. De kerk dient 'ondergronds' te gaan in een verborgen, zwijgend meeleven. Wat de grote woorden van het evangelie betekenen wordt pas verstaan in het doen van gerechtigheid onder de mensen, in het lijden om wille van de gerechtigheid, en in het participeren in het lijden van God in deze wereld. Christenen staan naast God in het lijden. Ze zijn dan ook te vinden bij de lijdenden in deze wereld.

Dat staat in direct verband met de zogenaamde doopbrief die hij schreef vanuit de gevangenis ter gelegenheid van de doop van een neefje. Daarin stelt hij: Ons staat in deze tijd niets anders te doen dan wachten, bidden en het goede doen onder de mensen. Pas dan en daarna geeft God ons misschien weer de tijd om het evangelie als nieuw te verkondigen.

Om het met zijn eigen woorden te zeggen: 'Het is niet onze  zaak de dag te voorspellen - maar die dag zal komen - waarop weer mensen geroepen worden het Woord Gods zo te spreken, dat de wereld daaronder verandert en vernieuwt. Het zal een nieuwe taal zijn, misschien a-religieus, maar bevrijdend en verlossend, zoals het spreken van Jezus, waarover de mensen ontzet waren en toch door zijn gezag overwonnen  werden, de taal van een nieuwe gerechtigheid en waarheid, de taal die de vrede Gods met de mensen en het nabijheid van het Koninkrijk verkondigt.'

Er is bij Bonhoeffer nu veel minder sprake van actie op missionair gebied en veel meer van een bepaalde manier van 'zijn' waar het dit aspect betreft.

Er is een doorgaande lijn te zien bij Bonhoeffer ten aanzien van het belang van de missionaire taak van de kerk van Christus, maar in zijn latere periode legt Bonhoeffer andere veelzeggende accenten.

Naar het mij voorkomt hebben beide gedachtelijnen ons het nodige te zeggen. Daarover grondig nadenken en spreken met elkaar kan ons inspireren en ons helpen om te doen wat goed is.

Kees van Atten, Rijswijk

 

Ds. C. van Atten is christelijk-gereformeerd predikant in Den Haag.