Een vervelend onderwerp: zonde. Zo negatief. Ik hoop in een paar artikelen de positieve kant van zonde naar voren te halen. Want die bestaat. Het is de schat in de akker. Om daar zicht op te krijgen zou het waardevol zijn als we in de kerk wat meer gebruik maken van het oud-christelijke begrip ’hoofdzonden’. In preken en (onderling) pastoraat.

Misschien kent u de film Seven waarin Brad Pitt de hoofdrol speelt. Daarin worden zeven mensen vermoord, als straf voor een hoofdzonde. Hun levenseinde wordt door de moordenaar zo geregisseerd dat het een vertolking is van de manier waarop ze hebben geleefd. Zo komt een onmatige, vraatzuchtige man om het leven in/door een schranspartij. De naam Seven verwijst naar de zeven hoofdzonden die in de oudchristelijke kerk werden gehanteerd. Het betreffen karakterzonden.

Er worden soms ook zelfs negen hoofdzonden benoemd: trots, leugenachtigheid, jaloezie, gierigheid, lafheid/angst, onmatigheid, heerszucht, gemakzucht en kwaadheid/drift. We treffen deze ‘ondeugden’ in de bijbel aan als zaken die we uit ons leven moeten bannen.

Neigingen

Wat opvalt bij deze benamingen is dat ze een neiging of drang aanduiden. Terwijl geboden inzake (niet) doodslaan, echtbreken, stelen en vals getuigenis geven betrekking hebben op zichtbare  daden. Het is gemakkelijk in te zien dat deze daden voortkomen uit neigingen. Jaloezie leidt soms tot doodslag of vals getuigenis. Maar heerszucht eveneens.

Mensen zijn heel verschillend in hun ‘voorkeurszonde’. De een is gierig, de ander onmatig en weer een ander verbijt zich over elk klein missertje dat hij ziet. De term ‘neiging’ of ‘drang’ maakt ook het dwangmatige, het onvrije duidelijk. Het is moeilijk om ertegen te vechten. Hooguit lukt enige intoming. Een gierige wordt in elk geval niet zomaar een gulle gever!

Ertegen vechten?

Het is niet alleen nauwelijks mogelijk om tegen een bepaalde drang te véchten. Hoe méér we ertegen vechten, hoe erger het wórdt! Het is met neigingen zoals met een bal die we onder water proberen te houden. Voor je het weet floept hij weer terug. Heb je op een dag je onmatigheid wat onderdrukt? De volgende dag vind je dat je nou wel weer de ‘schade’ mag inhalen.

Als we dan in de kerk te horen krijgen dat we bepaalde zonden niet moeten ‘doen’, dan weten we dat allang. En als we horen dat we ze bij Jezus kunnen brengen, dan verwordt dat zomaar tot iets als: wel, Hij weet er inmiddels van… Echt bevredigend is dat niet.

Zonde: ding of relatie

Een probleem is dat we zonden vaak zien als het doen van verkeerde ‘dingen’. Het ding-achtige gaat er echter al wat van af als we kijken naar de onderliggende neiging. Dan wordt het wat meer persoonlijk Piet met zijn woede over groot en klein onrecht, Marie met haar trotse bemoeizucht,  onmatige Rita die altijd de bloemetjes buitenzet. En als het persoonlijk wordt, dan wordt het ook meteen relationeel De echtgenoot van Rita vond aanvankelijk haar enthousiasme en positiviteit wel leuk, maar hij begint in te zien dat in het leven van Rita letterlijk alles avontuurlijk, overvloedig en ‘kicken’ moet zijn! Dat geeft spanningen. En hij krijgt door dat alles wat pijnlijk of lastig is, van vroeger en nu, moet worden verdoofd. Samenleven wordt oppervlakkig.

Of neem boosheid of drift. We kennen ze wel, mensen als Piet die op iedereen en alles wat aan te merken hebben. Hun boosheid potten ze eerst een poos op, want boosheid is niet netjes. Morele perfectionisten, modelkinderen zijn het. Streng voor anderen én voor zichzelf. Als het uiteindelijk dan toch tot een woede-uitbarsting komt, voelt men zich daarover heel schuldig. Ook hier is de relatie in geding, met de medemens en zichzelf. De vrouw van Piet viel aanvankelijk op zijn rechtvaardigheidsgevoel. Hij had oog voor wat rechtvaardig en goed was. Maar deze prachtige schat is verwrongen geraakt. In het contact staat vaak goed/fout op de voorgrond. Piet eist volmaaktheid, van anderen en van zichzelf. Een mooie eigenschap lijkt zo tot een specifieke karakterzonde te leiden.

Verwrongen geraakt

Mooie eigenschappen, beelden van God! Hoe zijn ze zo verwrongen geraakt? En kunnen ze weer als de oorspronkelijke schat in de akker worden opgegraven? Piet met zijn rechtvaardigheidsgevoel? En onmatige Rita met de op zichzelf mooie eigenschap om van het leven een feest te maken, het leven te vieren? Of trotse, bemoeizuchtige Marie die altijd denkt te weten wat goed is voor anderen maar ondertussen wel vaak oog heeft voor wat de ander nodig heeft? Kunnen we weer worden zoals door God bedoeld?

Oorzaak van het bederf van de goede eigenschappen is het verlies van verbinding met God. Was die verbinding goed, dan zouden we ons geliefd, veilig en door Hem geleid weten. Als de verbinding tussen onze ouders honderd procent was geweest, dan evenzo. Maar geen enkel mens voelt zich volledig gezien, geliefd, goed geleid en begrepen in wie hij is en wat hij nodig had. Daarvoor zijn ouders, ondanks hun goede intenties, gewoon te onvolmaakt.

Ik-gerichtheid

Het gebrek aan (goede) verbinding, met God en met ouders, leidt bij elk mens tot overlevingsdrang en daarmee tot ik-gerichtheid. Sinds de zondeval is de hamvraag voor elk mens:hoe overleef ik?! De mens zet daarom zijn kwaliteiten in om zichzelf, op ego-centrische wijze, staande te houden. En daarbij draait het steevast om één of meer thema’s: macht – geliefd zijn – veiligheid. Misschien zal iemand tegenwerpen dat hij zichzelf juist wegcijfert en dus bepaald niet ik-gericht is. Maar klopt dat? Of is hij (onbewust) uit op geliefdheid? Wanneer zich een burn-out voordoet of toenemende ontevredenheid over het eigen leven, wordt duidelijk dat iemand heeft overleefd in plaats van geleefd. En zo wil Piet als zelfbeeld  een rechtvaardig mens neerzetten, Rita een ‘blije ikke’ en Marie een goede helper. Om zichzelf te redden, staande te houden. Met als gevolg overdrijving en bederf van relaties.

In het volgende artikel aandacht voor de samenhang tussen karakterzonden en Godsbeelden, en het terugvinden van de schat in de akker.

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen