In het vorige nummer schreef ik over de conferentiedag die op 23 juni jl. in Ede werd gehouden met vertegenwoordigers van de wereldwijde kring van Messiasbelijdende Joden. Terugkijkend hiernaar wil ik nu ook nadenken over de betekenis van deze conferentie voor ons en welke gedachten dit oproept. Tegelijk wil ik proberen dit te verbinden met onze visie en taak ten opzichte van Israël.

De twee zijn één gemaakt

Wanneer de apostel Paulus schrijft over de wijze waarop de oorspronkelijk joodse christenen én de gelovigen uit de (heiden)volken in de kerk van Christus tot elkaar komen, zegt hij dat God die twee tot één heeft gemaakt (Ef. 2, 14). Uiteraard kwam deze tekst op onze conferentiedag ter sprake.

Eén van de sprekers ging hier op in met een verwijzing naar het huwelijk waar ook twee personen tot een eenheid worden samengevoegd en er toch sprake blijft van twee personen. Beklemtoond werd hierbij dat Paulus ook schrijft dat « cursief » beide « einde cursief » in één Geest toegang hebben tot de Vader. « cursief » Beide « einde cursief » dus! Wel in één Geest, want alleen Christus biedt de toegang tot God en alleen Hij opent de weg tot het heil. En toch blijft er sprake van « cursief » beide « einde cursief ». Deze beide 'groepen' christenen houden hun eigen plaats en achtergrond. Zij kunnen wederzijds iets voor elkaar in Christus’ kerk betekenen.

Blijvende betekenis

In het vorige artikel werden al enkele voorbeelden genoemd hoe onze joodse broeders en zusters binnen de kerk hun bijdrage vanuit hun eigen plaats kunnen zien. Als een blijvende herinnering aan de wortels van de kerk, of als een herinnering aan het feit dat God het concrete leven op aarde op het oog heeft of ook daaraan dat Gods werk niet alleen wereldomvattend is, maar ook particulier gericht op concrete mensen. Aansluitend op dit laatste (het particuliere) kan worden gezegd: ze vormen een blijvende herinnering aan Gods verbond en verkiezing, twee noties die voor de gereformeerde wereld belangrijk zijn!

Maar de betekenis van de joodse volgelingen van Jezus voor de kerk omvat meer dan alleen deze dingen. Zij kunnen vanuit hun achtergrond Bijbelwoorden bijzonder laten spreken (de Bijbel is immers een joods boek). Zij zijn ook een bevestiging van onze blijvende verbondenheid met Israël. Zij zijn een bewijs van Gods trouw aan Zijn volk, zoals Paulus zichzelf ook heeft aangeduid.

Nog verder gaat het volgende dat tijdens de conferentie ook even genoemd werd. Is de eenheid van Gods volk voltooid als alle verschillen tussen christelijke groeperingen overbrugd zouden zijn? Nee, want de joodse christenen blijven ons eraan herinneren dat er dan nog een laatste, grote scheiding moet worden weggenomen, namelijk die tussen christenen en het merendeel der joden. Die scheiding is er helaas omdat velen in Israël Jezus niet aannamen als Messias; maar dit kan niet worden geconstateerd zonder groot verdriet erover dat de kerk op aarde zodoende een blijvende wond heeft. 'Zonder Israël niet volgroeid' luidde daarom eens de titel van een boek.

Israël als blijvend teken

Hierboven schreef ik dat in de Messiasbelijdende Joden iets kan worden gezien van Gods trouw aan Zijn volk Israël. Deze trouw bewijst God onder meer daarin dat er in alle eeuwen toch leden van het joodse volk waren, die Jezus wel hebben aanvaard. Maar er is meer, want hierachter staat ook het wonder van het voortbestaan van heel het joodse volk. Dat komt door diezelfde trouw. Daarmee is tevens verbonden de vraag of Israël, heel het joodse volk, nog een plaats heeft in Gods plannen.

De ontmoeting met joodse christenen roept die vraag op. Dit kwam niet steeds expliciet ter sprake op de conferentie, maar was toch voor mijn gevoel op de achtergrond wel steeds aanwezig. Er bestaat bij ons het risico dat de concreetheid van Gods woorden met betrekking tot Zijn volk vervluchtigd worden uitgewerkt, zonder te letten op Gods blijvende betrokkenheid bij Zijn volk Israël, door alle eeuwen heen.

De christelijk-gereformeerde deputaten kerk en Israël hebben in hun visiedocument van 2012 duidelijk gemaakt dat zij de overtuiging hebben dat het concrete joodse volk vandaag nog steeds een bijzondere plaats heeft in Gods handelen. Ze geloven dit in het licht van wat Paulus schrijft over het volk Israël dat zijn bijzondere plaats, ondanks al zijn menselijk verzet, toch niet verloren heeft. Wij geloven dat God Zijn verbond met Zijn volk niet is vergeten. Daarom blijven ook wij met dit volk verbonden.

Door de ontmoeting met joodse broeders en zusters komt nu (uitgesproken of onuitgesproken) de vraag bij ons wat wij als kerk deden en doen in relatie tot Israël. Hebben wij voldoende onderkend dat God met dit volk nog steeds een weg wil gaan?

Dat betekent niet dat we Gods weg met het joodse volk kunnen narekenen als een spoorboekje. Het betekent wel dat we Israël als blijvend teken van God in onze wereldgeschiedenis leren zien. Een blijvend teken van Gods trouw en ook een teken waarbij we voortdurend moeten vragen wat de HERE ons er vandaag nog meer mee wil zeggen.

Zo riep deze conferentiedag in Ede allerlei gedachten op. Hopelijk zijn het dingen waar ook u verder over na denkt.

W. P. de Groot, Oosterhout

Drs. W. P. de Groot is emerituspredikant van Rotterdam-Zuid en deputaat kerk en Israël.