De tijden veranderen, wie zou het ontkennen? En wij veranderen op vele gebieden mee, wie zou dát ontkennen? In kleding, in spraakgebruik, in tradities. Maar hoe is het met de wekelijkse erediensten?Daar verandert ook veel.

Expres wijdde ik zeer uit over de prediking. Zij vormt het hart van de eredienst. Daaromheen ontvouwt zich de liturgie: het zingen, het bidden en danken, de Schriftlezing (in welke vertaling?).In dat kader past ook aandacht voor de participatie van gemeenteleden in de diensten.

 

Het zingen

Over de gemeentezang in de Christelijke Gereformeerde Kerken vandaag, vergeleken bij een halve eeuw geleden is veel te zeggen. Er zijn gemeenten die slechts uit één psalmberijming zingen: die van 1773. Men is er tevreden mee, heeft er genoeg aan. In andere gemeenten doet zich het probleem voelen van een berijming die dik 240 jaar oud is, waarvan het taalveld meer en meer ver van de taal van de huidige kerkganger af staat. Daarvoor hebben we de berijming-1968. En sinds kort ook de Psalmen van nu, waarvan er een aantal in bepaalde kerkdiensten gezongen worden.

Ik wil daar niet over strijden: welke weergave u ook zingt, het zijn en blijven allemaal teksten die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven (1968 overigens meer dan 1773), maar de échte psalmen zingen wij geen van allen: dan moeten we in Engeland zijn, waar nog een traditie van het zingen van onberijmde psalmen bestaat. En als u dat te ver is: ga dan eens naar het kamerkoor Marcantus uit Houten en neem deel aan een evensong aldaar.

 

Liever ga ik een stap verder: namelijk naar het punt dat blijkbaar voor beide berijmingen steeds minder plaats is. Er zijn kerkdiensten waar één psalm net genoeg is. Daar ben ik ongerust over. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een ongelukkige synodale geschiedenis over het kerkelijk lied gehad. Maar de slotsom daarvan was toch (leest u art. 69 K.O. eens op uw gemak) dat - in eigen woorden - de psalmen 'de ruggengraat van de erediensten zullen vormen'. Daarnaast is er een keur van bundels waarin Gods heil vaak op ontroerende manier, en dichtbij de bijbeltekst bezongen wordt, en het is opbouwend daar gebruik van te maken. Maar het is wél zaak dat wij die ruggengraat in de gaten houden.

 

Van muziek heb ik weinig verstand, dus heel kort: de synode sprak uit dat 'de liederen literair en muzikaal op niveau' moeten zijn. Daar heeft iedereen zijn/haar eigen gedachten bij. Maar bij sommige liederen moet men zich afvragen of ze nu echt aan dat criterium voldoen. En als ik dan toch iets mag zeggen, over bijvoorbeeld de bundel Opwekking: daar staan heel mooie liederen in, ook minder mooie en ook slechte; eerlijk is eerlijk. Komt dat laatste misschien toch omdat er zo snel aan wordt toegevoegd? Wordt er voldoende tijd genomen om te zien of een tekst en een melodie echt vanuit de Schriften in de gemeente kan wortelen? Misschien toch tijd om de bundel eens op te schonen.

 

Inmiddels wordt er wel méér gezongen dan vroeger, en dat kan alleen maar goed zijn: als wij stellen dat het boek van de Psalmen het grootste bijbelboek is, en als in een van die psalmen (22) staat dat de HERE 'troont op de lofzangen van Israël, dan mag dat in de erediensten stralen. Soms lijkt het op dat wij predikanten liever preken dan dat wij de gemeente laten zingen. Dat kan toch niet zo zijn?

 

Formulieren en formuleringen

De liturgische formulieren: de kerk van de Reformatie heeft ons daarin een geestelijke schat nagelaten: gedegen bijbels onderwijs. Ze worden nóg gelezen; of ze altijd geestelijk worden gehoord en verwerkt...? Daarom heeft onze synode in de eenentwintigste eeuw veel werk verzet (via haar deputaatschap 'eredienst') om aanvullingen te maken. Wie er kennis van neemt, merkt dat ook daarin weer een keur van bijbelse noties te vinden is. Het gebruik ervan - vaak in afwisseling van de al bestaande formulieren - kan opscherpen in geestelijke bewustwording en kan ons de sacramenten etc. des te bewuster doen beleven.

 

Onder dit kopje wil ik nog wel iets anders signaleren: de toenemende tendens om bij votum/groet en zegen zelf gemaakte formuleringen te bedenken die slechts in de verte nog doen denken aan de woorden van de Schrift waarop die vanouds stoelen. Wij hebben meestal geen kerkgebouwen die er al eeuwen lang staan. Maar wij mogen wel bedenken dat wij op de schouders staan van het voorgeslacht, die eeuwen lang met het 'Onze  hulp' zich afhankelijk wisten van de Here en daar ook blijk van gaven. Het geldt ook van de zegen: er valt volgens mij niet iets te verzinnen dat inhoudelijk uitgaat boven de teksten van Numeri 6 en 2 Korinte 13. Dat is mij dierbaar.

 

De kinderen

Aandacht voor de kinderen: ook dat is een verandering die in veel gemeenten is waar te nemen. Wij hebben er altijd oog voor gehad dat bekering werk is van de Heilige Geest. Tegelijk hebben wij altijd onze kinderen in de kring gebracht waar die Geest bij uitstek werkt: de kerkdienst. Dat is een groot goed en ik zou het niet graag willen missen. Maar of wij er altijd oog voor hebben gehad dat wij dan ook die kostbare, geheiligde kinderen iets op hun niveau moeten geven...?

Het is vreemd: overal waar kinderen in een kring van mensen zijn, wordt zeker op enig moment speciale aandacht aan hen gegeven. Behalve in kerkdiensten? Dat wringt en dat hebben kerkenraden onder ogen gezien. Vandaar dat moment waar kinderen met de predikant in de kerkzaal iets mogen vertellen van wat zij op de zondagsschool hebben gedaan; vandaar dat moment waar op hun niveau iets wordt verteld van de inhoud van de preek. Vandaar dat lied dat zij geleerd hebben en dat in de kerkdienst terugkeert. Dat vergt veel van degenen die zich daartoe zetten (predikanten, maar ook anderen); vergist u zich niet. En de reden staat hieronder:

 

Afgrenzing

Aandacht voor de kinderen op hun begripsniveau dient namelijk afgegrensd te worden tegen versimpeling of verkleutering. Dat ergert gemeenteleden en dat is goed te begrijpen - en daar zijn voorbeelden van te geven. Helaas (zo denk ik wel eens) is ons door de Geest niet overgeleverd hoe de Heiland met de kinderen uit Marcus 10 communiceerde. Maar alleen al die omarming... en die waarschuwing om hen niet tegen te houden. Dat betekent toch dat wij in woord en gebaar onze kinderen heel dichtbij zullen komen. Om de levensbelangrijke geestelijke dingen waar het in de eredienst om gaat, dichtbij hun verstand en hart te brengen. Met opzet schrijf ik het in die volgorde.

(wordt vervolgd)

 

 

D. Quant, Huizen