Onlangs verscheen de film Exodus die verontwaardiging opriep. Niet alleen in de Arabische wereld, maar ook bij een aantal christenen. De laatsten waren ondermeer ontstemd over het feit dat de doortocht door de Rode Zee mogelijk zou worden gemaakt door natuurlijke oorzaken. Dat zou afbreuk doen aan het wonder. Terecht?

De gedachte dat de oversteek mogelijk was door natuurlijke oorzaken is allesbehalve nieuw. Maar dat terzijde. Wellicht is het interessant om eens na te denken over de vraag wat een wonder tot een wonder maakt en eens te horen wat de filosoof C.S. Lewis (1898 – 1963) hierover te zeggen heeft in een essay dat hij hierover schreef. Om dan in te zien dat het gewone wellicht wonderlijk is en het wonderlijke juist weer buitengewoon gewoon. En nog wat van die doorkijkjes.

Illusies
Er zijn mensen die geloven in het bestaan van het bovennatuurlijke en er zijn mensen die daar niet in geloven. Geloof je in het bestaan van het bovennatuurlijke? Dan is er kans dat je een wonder zult meemaken. Geloof je daar niet in, dan zul je hoogstwaarschijnlijk geen wonderen meemaken. Je zegt dan al gauw: ‘Ik zal me wel vergist hebben. Ik heb het me vast verbeeld.’ Of: ‘Een heel bijzondere samenloop van omstandigheden, gewoon puur toeval.’

Een belangrijk probleem is dat we ons qua waarneming kunnen vergissen! Want (vermeende) gebeurtenissen komen binnen via onze zintuigen. En onze zintuigen zijn nou niet bepaald onfeilbaar. Je kunt ten prooi gevallen zijn aan een illusie, aan een hallucinatie. En dus moeten we zeggen: ervaring bewijst op zichzelf niks! Een ander probleem is: hoe toon je aan of je droomt (hallucineert) of wakker bent? Je denkt dat te wéten, maar dat ‘denken te weten’ is geen bewijs maar slechts een gedachte.

Minder besef?
Waren mensen vroeger ‘bijgeloviger’ omdat ze minder besef van natuurwetten hadden? Noemden ze daarom iets sneller een wonder?  Dat is een wat arrogante gedachte. Laten wij zélf eens nadenken over de vraag: is óns zogenaamde ‘besef’ van onwrikbare natuurwetten of onvermijdelijke ‘natuurlijke’ gang van zaken misschien een hindernis om open te staan voor het wonderlijke? Laten wíj wellicht weinig ruimte voor goddelijk ingrijpen, al of niet door een ‘wonder’?

Toen Josef merkte dat Maria zwanger was, dacht hij net zozeer eerder aan de wetten van de natuur (met een man naar bed geweest met alle te verwachten gevolgen van dien) dan aan een maagdelijke zwangerschap. Ook voor Mozes was de brandende braamstruik die desondanks niet verteerde een afwijking van het gewone. Met andere woorden: als onze voorouders aan een wonder dachten, was dat  juist vanuit het besef dat er iets afwijkends gebeurde. Of neem Jezus’ discipelen die in paniek raakten toen ze iemand lopend over het water zagen naderen. Zonder besef van de natuurlijke orde zou er geen paniek zijn geweest.

Het voert hier te ver om filosofische argumenten te bespreken die pleiten voor het bovennatuurlijke. Op dit moment volstaat wellicht de tegenvraag: waarom níet? Waarom zou het onwaarschijnlijk zijn dat iemand een engel tegenkomt, een dode opwekt of iemand geneest? Waarom zou Goddelijk ingrijpen, al of niet via iets wonderlijks, niet kunnen?

Eén ding weten we vanuit de psychologie wel: als meerdere mensen tegelijk getuige zijn van iets (wonderlijks), dan kunnen we dat niet afdoen als een gelijktijdige, spontane eenstemmigheid bij hallucinaties. Dan móet er meer aan de hand zijn.

Afwijking van natuurwetten?
Maar zijn er op het gebied van wonderen niet allerlei broodjes aap te verwachten? Jazeker, maar datzelfde geldt ook voor niet-wonderlijke verhalen! Ook die kunnen aangedikt, veranderd of verzonnen zijn: roddel, reclame, misleiding. Dan zeggen we toch ook niet: álle verhalen zijn onzin?

Wat maakt iets tot een wonder? Afwijking van natuurwetten of van de gebruikelijke orde? Of iets dat te toevallig is? Voor wat betreft de idee van afwijking van natuurwetten, hier komen we op een punt waar veel mensen afhaken. Niet omdat ze denken dat een wonder theoretisch gezien niet zou kunnen maar omdat ze zeggen: ‘Waarom zou God wetten doorbreken die Hij zelf aan de schepping heeft opgelegd?’ Goeie vraag die een serieus antwoord verdient. C.S. Lewis geeft hierop een verrassend antwoord. Het is namelijk maar de vraag of een wonder de wetten van God doorbreekt. Hierover meer in het volgende artikel waarin ook het verschil tussen wonderen in de Bijbel en ‘wonderlijkheden’ in de sprookjeswereld aan de orde komt.

Nynke Sikkema te Hoogeveen

 

N.a.v. C.S. Lewis,  De zeebries der eeuwen; en andere essays, Van Wijnen: Franeker 2013, 288 p., € 14,95, ISBN 978 90 5194 4334.