De dichter van Psalm 78 is een man met gezag. Daarom richt hij zich met overtuiging tot 'zijn' volk. Hij wil dat de zijnen luisteren, want hij spreekt wijze woorden, bedoeld voor ouders en kinderen die leven op het erf van het genadeverbond. Zijn woorden geven inzicht in het geheim van het leven.

 

Uit onszelf kunnen we dat geheim niet leren kennen, niet door onze levenservaring, niet door wetenschappelijk onderzoek. De enige manier waarop we daarvan kennis kunnen krijgen is overlevering. Alleen via de traditie en het vertellen van verhalen uit het verleden worden ook onze kinderen ingewijd in het levensgeheim en in het bijzonder het geheim van het leven met God.

Daarom vertellen we onze kinderen over de roemrijke, krachtige daden die Hij gedaan heeft. Dat is ook onze motivatie: wij willen het onze kinderen niet onthouden! Alleen met dit levensgeheim worden ze gelukkig. Echt gelukkig. Alleen dan bereiken ze hun bestemming als mens.

Bovendien: een opdracht van God. Ouders moeten zijn beloften en geboden en zijn onderwijs in levenswijsheid doorgeven aan hun kinderen. Het doel van dit onderwijs is dat zij leren hun vertrouwen op God te stellen. Wat Hij gedaan heeft, mogen zij niet vergeten. Ze mogen, zo zegt de dichter van Psalm 78, niet worden als hun voorgeslacht: onwillig, opstandig, onstandvastig van hart en ontrouw jegens God. Daarom drie lessen.

Eerste les

De eerste les begint bij vers 9 en eindigt bij vers 31. De dichter-onderwijzer herinnert aan de zonde van het volk Israël, dat hier de naam draagt van een invloedrijke stam uit zijn midden: Efraïm. De mannen van Efraïm, bewapend met pijl en boog, trokken zich terug op de dag van de strijd, een geestelijke strijd wel te verstaan. Zij hielden zich niet aan het verbond met God, wilden niet leven naar zijn wet en vergaten zijn grote daden. Zo mogen de zijnen niet doen. Wat ze wel moeten doen is denken aan de grote daden van de Almachtige en die doorvertellen aan hun kinderen.

Het vervolg van de eerste les gaat dan over deze grote daden na de uittocht van Israël uit Egypte. Hij voerde de zijnen door de Rietzee, leidde hen overdag met een wolk en in de nacht met een lichtend vuur. In de woestijn gaf Hij water. Een geweldig gebeuren! Maar toch bleven de Israëlieten tegen de HERE zondigen.

Uit het vervolg van deze les blijkt dat God niet met Zich laat spotten. Ook dat zullen ouders aan hun kinderen moeten doorgeven. Toen het tegenzat in de woestijn kwamen de Israëlieten in opstand. Ze gaven God de schuld van de tegenslagen die ze tijdens hun reis ondervonden. Ze twijfelden aan zijn goede zorg. Hun opstand ging zelfs zo ver dat ze God gingen tergen, uitdagen en beledigden.

De HERE beproefde de Israëlieten in de woestijn zodat ze sterker zouden worden in het geloof. Maar de beproeving ketste af op hun zondig hart. Ze keerden zich juist van God af. Daarop ontstak Hij in woede. Maar die woede was ook genade. Hij opende de deuren van de hemel, manna regende op hen neer, koren van de hemel, brood van de engelen. Ook vlees, vogels zo talrijk als zandkorrels aan de zee.

Maar de les eindigt treurig. Gulzig aten de Israëlieten van deze genadegaven: nauwelijks was hun honger gestild – hun mond was nog vol eten – of tegen hen ontbrandde de toorn van God. Laten ook wij onze kinderen merken dat Hij een heilig God is, die niet met Zich laat spotten?

 

Tweede les

De tweede les begint bij vers 32 en eindigt bij vers 55. Opnieuw een treurig verhaal over wat Israël in het verleden heeft misdaan. De Israëlieten bleven zondigen en vertrouwden niet op de HERE.

Op die momenten dat zij zich bekeerden, was hun bekering niet echt. Ze bedrogen God. Hun hart was niet aan Hem gehecht. Ze waren niet trouw aan zijn verbond en dachten niet meer aan de momenten waarop Hij hen geholpen had. Ze tergden, kwetsten en krenkten Hem.

Maar dan vertelt de dichter opnieuw over de grote daden van God in het verleden. Dat Hij uit erbarmen hun zonde bedekte. Hij wilde hun dood niet en bedwong zijn toorn.

De dichter verhaalt dan over de tekenen die de Almachtige in Egypte deed, en in de vlakte van Soan, waar de Israëlieten bouwden aan de stad Ramses. God veranderde de rivieren van de Egyptenaren in bloed, stuurde steekvliegen, kikvorsen en sprinkhanen. Hij doodde hun wijnstokken, vijgenbomen, vee, kudden en elke oudste zoon.

Daarop liet Hij zijn volk uit Egypte wegtrekken. Hij voerde hen door de woestijn en leidde hen veilig. Zij hadden niets te vrezen. Het water van de zee had hun vijanden bedekt. Hij bracht hen naar zijn heilig domein en joeg vreemde volken voor hen uit. Hij verdeelde hun land met het meetlint en liet hun stammen in hun tenten wonen. Hoe kunnen onze kinderen deze 'aloude verborgenheden' kennen als wij ze niet zouden doorgeven, met liefde, bewogenheid en in een diep besef van de grootheid van God?

 

Derde les

De derde les begint bij vers 56 en gaat door tot het slot van de psalm. Het patroon is gelijk: eerst over de ontrouw en afval van de Israëlieten in het verleden. Hoe ze de Allerhoogste uitdaagden, tergden en zijn richtlijnen niet ernstig namen. Daardoor faalde hun leven als een bedrieglijke boog. Ze dachten dat ze de pijl van hun leven goed hadden gericht, maar misten toch het doel. Hun levensinstelling deugde niet. Ze griefden God met hun afgodendienst.

Er volgde straf. God wierp Israël ver van zich af. Hij gaf zijn woning in Silo op, de plaats waar de ark stond. Zijn sieraad gaf Hij over aan 'de belager': de ark werd buitgemaakt door de Filistijnen. Velen uit het volk stierven. Weduwen vonden geen tranen meer.

Na deze straf was er toch ook weer genade. De HERE ontwaakte. Hij stond op als een strijder die de nacht in diepe slaap had doorgebracht, bedwelmd door de wijn. Hij joeg zijn vijanden en die van zijn volk terug. De overwinning van de genade! Maar geen goedkope genade.

Ook dat mogen en moeten ouders hun kinderen vertellen, want God keerde Zich toch wel af van de tent van Jozef. Hij verwierp 'Efraïm' vanwege zijn zonde. Hij koos een andere weg. Maar ook dat was een weg van genade.

Hij verkoos Juda en heeft de berg Sion liefgehad. Daar bouwde Hij zijn heiligdom. Zijn keuze viel ook op David, die Hij wegriep bij de schapen en de zogende ooien en maakte hem herder van Jakob. Met vaste hand heeft David zijn volk geleid.

 

Psalm 78 is opgeschreven voor ons en onze kinderen: het verhaal van onze onwil, opstandigheid,  onstandvastigheid van hart en ontrouw aan God. Ook het slot van de psalm is een les voor ons. Het leert dat de HERE, de God van het verbond, zelf zorgt voor een nieuw begin, voor verlossing. Uit Juda. Door David. De Zoon van David. Christus spreekt de woorden van deze psalm. 'Hoor naar Hem.' Vandaag en in het komende seizoen: 'Luister, mijn volk, naar wat Ik (!) leer, hoor de woorden uit mijn mond.'

Nee, uit onszelf kunnen we niet luisteren: falend als een bedrieglijke boog. Maar daartoe is Christus gekomen: tot herstel, zodat we een deugdzame boog zouden zijn. Dat we levend zouden worden. En wijs. Daartoe is Hij gekruisigd en opgestaan uit de doden, opdat ook wij en onze kinderen ons vertrouwen op God zouden stellen en dit levensgeheim zouden kennen: zijn genade in Christus Jezus.

 

Laat ons wat onze vaderen vertelden

doorgeven en aan onze kindren melden.

't Getuigenis aan Israël geschonken,

het heil dat van de hemel heeft geklonken,

het is een licht dat ons ten leven leidt, -

ons en alwie door ons wordt ingewijd.

 

Feanwâlden, D. J. Steensma