Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten, opdat u in zijn voetstappen zou treden;

die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt (1 Pet. 2, 21-23).

 

Wie in een concordantie op het Oude en Nieuwe Testament 'lijden' opzoekt, ziet dat dit woord vaak voorkomt in de brief van Petrus aan christenen die als vreemdelingen verspreid woonden in diverse landstreken. Deze christenen moesten plagerijen en laster verduren. Christenslaven ondergingen soms vernederingen, omdat ze niet aan alle wensen van hun heer tegemoet wilden komen. Die wensen waren niet altijd even fris en fatsoenlijk.

Petrus bemoedigde deze christenen en wees hen op de zegenrijke bron van het lijden van Hem die hen was voorgegaan. De profeten hadden al iets van dat lijden voorzien. Ze spraken over 'al' het lijden dat over Christus zou komen (1, 11).

Christus bracht de zonden van de zijnen aan het kruis van Golgota. Zonder meer dacht Petrus daarbij ook aan zijn eigen zonden. Bijvoorbeeld die verschrikkelijke drievoudige verloochening.

Maar dit is de troost van het evangelie: Christus heeft 'onze (!) zonden in zijn lichaam aan het kruis gebracht' (2, 24). Daardoor zijn zij die geloven, niet meer gevangen in de zondemacht, maar daarvan bevrijd. Toen Hij stierf, stierf hun oude bestaan.

Dit einde was echter tegelijkertijd een nieuw begin: leven 'voor de gerechtigheid', in verbondenheid aan de wil van God. Het lijden van Christus schenkt ieder die gelooft genezing van de geestelijke dwaalziekte waarmee hij vanaf zijn allereerste begin is behept. 'Door zijn striemen bent u genezen. U dwaalde allen als schapen, maar u hebt u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen' (2, 24-25).

Is er een grotere troost denkbaar dan het besef van geborgenheid onder de hoede van Hem die alle macht heeft in hemel en op aarde?

Het lijden van Christus is niet alleen een bron van troost, maar ook een voorbeeld. Als de Meester heeft geleden, hoe zouden de leerlingen dan kunnen menen dat zij recht hebben op een passieloos bestaan? Slechts één ding is nodig: Jezus volgen. Zoals Christus in alles rekening hield met de wil van zijn Vader, zo moeten de zijnen dat doen. Zonder compromis. Volgt er lijden? Dan moeten ze daarvan niet opkijken. Maar wel letten op het voorbeeld van Christus: Hij schold niet terug als Hij werd uitgescholden. Hij dreigde niet als Hij leed moest ondergaan. In zijn lijden gaf Hij Zich over aan God de Vader die rechtvaardig oordeelt (2, 23).

Maar er is meer. Als gelovigen ten onrechte lijden ondergaan omwille van de naam van Christus (vgl. 3, 17) – niet gezocht maar tegen hun wil, niet vanwege een provocerend optreden, maar vanwege een eenvoudige ootmoedige gehoorzaamheid –, hebben zij een bijzondere positie bij God (2, 19). Hun weg stemt dan overeen met de weg van Christus. Delen in zijn wonden is deel hebben aan Hemzelf. Een voorrecht. Petrus spreekt in dat verband over blijdschap. Zelfs zal de blijdschap toenemen naarmate het lijden groter wordt (4, 13). Onvoorstelbaar voor ons, doorgaans, maar niet voor allen die momenteel daadwerkelijk fysiek en psychisch onderdrukt worden...

Petrus spreekt over 'genade': dit is genade als iemand leed verdraagt omdat hij met God rekening houdt (2, 19). Een bijzondere zegen, die je rijk maakt. Amazing grace. Onderdeel van de bagage op de weg van navolging: de genade van het lijden. Die bagage moest ook hijzelf met zich meedragen nadat hij door Jezus geroepen was. De Heiland had een plan met hem en gaf hem een bijzondere taak. Zo zou hij tot bloei komen en zijn bestemming bereiken: door te gaan in de voetstappen van Jezus. Een genadevol geschenk, maar niet zonder lijden.

Zo bemoedigde Petrus de christenen die als vreemdelingen verspreid in diverse landstreken woonden. Toen hij deze woorden schreef, wist hij een en ander van de weg die hij zelf zou moeten gaan. Had Jezus hem niet gezegd dat hij eens zou worden vastgebonden en veroordeeld? Jezus bedoelde daarmee de dood waarmee Petrus God zou verheerlijken (Joh. 21, 19). Nadenkend over het lijden van Christus zag hij zijn eigen lijdensweg voor zich. En die van anderen. Weet, zo schreef hij, dat uw medegelovigen hetzelfde moeten ondergaan (1 Pet. 5, 9). Maar de God van alle genade (!) zal ieder die volhardt deel geven aan zijn luister en heerlijkheid. 'God zal u sterk en krachtig maken' (5, 10).

 

 

D. J. Steensma, Feanwâlden