Vandaag de dag zijn mensen mondiger dan ooit, vooral in westerse samenlevingen. Hoe gaan we pastoraal om met dit ‘type mens’ dat zich niet zomaar wat laat gezeggen?

In dit artikel aandacht voor de plek die gebrokenheid hierbij inneemt. Eerst een korte terugblik op deze serie naar aanleiding van het boek van Patrick Nullens, Zorgen voor een eigenwijze kudde. Het is onder meer de taak van de kerk om mensen te leren Christus ‘zichtbaar’ te maken. Daarbij is het als allereerste belangrijk dat een pastor naar het gemeentelid kijkt met de ogen van Christus. Dat wil zeggen: barmhartig, begrijpend, zonder veroordeling. Maar óók dat de pastor en de pastorant openstaan voor de ‘verstoring’ en correctie door Gods Geest en Woord... Want in hun tweegesprek zijn ze met drie personen! Met Christus in hun midden.

En dan wordt het zo mogelijk nog spannender. Begrip opbrengen is één ding, en ook zeker nodig. Maar de ‘verstoring’ van onze vanzelfsprekendheden door Gods Geest zodat we onze eigen(zuchtige) ideeën en gedragingen helder krijgen... Natuurlijk, met als doel dat we steeds meer ‘Christus zichtbaar maken in ons leven’. Maar als we dit zo zeggen, dan komt er meteen een moeilijk punt om de hoek kijken. We leven in een gebroken wereld. We zijn ‘slechts’ onderweg naar volmaaktheid.

Gebrokenheid

Het valt ons vaak niet mee om lijden, kwaad, mislukking en gebrokenheid een goede plaats te geven. Wij kunnen die zaken niet zomaar wegnemen door harder te gaan bidden of Bijbellezen. Om al helemaal maar niet te spreken over een gekerstende versie van positief denken. Dergelijke ‘oplossingsgerichte’ manieren verkondigen wel dat iedereen er baat bij heeft. Maar voor hen die lijden zijn dergelijke oplossingen te kort door de bocht. Je zult ze maar op je bordje krijgen in moeilijke omstandigheden.

Alleen een pastor (als wel kerk) die zélf een ‘gewonde genezer’ is (Henri Nouwen), die het lijden van binnenuit kent en erkent, zal een goede pastor (of kerk) zijn. Zijn bediening zal authentiek zijn. Omdat hij ‘ellende’ en ‘God’ ‘bijeen’ weet te houden. Hij luistert, begrijpt en draagt mee. Dit is immers de ware Godsliefde, die zich niet terugtrekt uit de ellende maar deze van binnenuit kent. De heling die hiervan uitgaat betekent niet allereerst dat de pijn of verwonding (meteen) wordt geheeld of weggenomen. Maar het onvolkomene wordt zélf een venster, een raam! Met uitzicht op vergeving, genezing en overwinning.

Betekent dit nu dat we dan ‘dus’ helemaal geen morele keuzes hoeven te maken? Dat we maar wat mogen aanmodderen? Het woord barmhartigheid wordt zomaar verward met softerigheid. Maar barmhartigheid zonder waarheid leidt nogal eens tot het voortwoekeren van onrecht. Wat dan dus allesbehalve barmhartig is! Er moet soms gekozen worden. Een verslaafde die het gezin kapot maakt, kan daar vaak niet blijven wonen.

Soms moet er ‘simpelweg’ uit twee kwaden gekozen worden en kan het bijvoorbeeld ‘beter’ zijn om te scheiden dan om bij elkaar te blijven. Een vergelijkbare kwestie doet zich  voor met betrekking tot homoseksuele relaties. Waar doet men goed, of ‘beter’ aan? Of kun je het ‘alleen blijven’ zonder meer als ‘goed’ aanmerken? Ook als je het verschrikkelijk of ondoenbaar vindt om alleen te blijven?

Ethische modellen

Juist als het gaat om dergelijke morele dilemma’s bestaat er binnen de christelijke ethiek nogal verschil van mening. Het is daarbij goed om door te krijgen dat in elke gemeente, vaak onbewust, een bepaald ethisch model functioneert. En het ene model is ‘beter’ dan het andere. Omdat het meer of minder recht doet aan gebrokenheid en recht.

Het eerste model is het ‘moreel idealisme’. Gods geboden zijn volmaakt en zijn absoluut en overal geldig. Dit gaat vaak gepaard met de overtuiging van pacifisme. Dit model strookt niet met de gebroken werkelijkheid waarin wij leven. Soms moet er uit twee kwaden gekozen worden, zoals we verderop zullen zien.

Het tweede model is de ‘situatie-ethiek’. Elke situatie is zó uniek, we moeten ons in elke situatie laten leiden door de liefde voor de medemens. Zo kan er ‘dus’ ook geen conflict tussen geboden meer zijn, want de liefde bepaalt op dat moment wat er moet gebeuren. Echter, gemakkelijk worden liefde en geboden binnen dit model tegen elkaar uitgespeeld. Liefde kan dan zomaar wat al te romantisch en leeg worden terwijl echte liefde in sommige situaties toch echt wel confronterend kan zijn. De liefde is zeker het hoogste gebod maar sluit andere niet uit, het is er eerder de kern van!

Het beste

Het derde model is het ‘compromismodel’. Dat stelt dat er hogere en lagere regels zijn. Bijvoorbeeld de beschermwaardigheid van het leven is belangrijker dan de waarheid spreken. Soms is het beter te scheiden, om erger te voorkomen. Het is de morele plicht het juiste compromis te vinden. En dat compromis is dan het ‘goede’, ook al vraagt het om toegeving aan een kwaad. Het mooie aan dit model is weliswaar het realisme. En ook de theologische doordenking van gradaties en context van geboden. Het heeft niet de rigiditeit van het eerste model. Het nadeel is dat het tot gemakzucht kan leiden. Een leugentje om bestwil is dan bijvoorbeeld snel gemaakt. Wanneer bovendien een compromis wordt voorgesteld als een ‘goede oplossing’ kan het bovendien ook zo zijn dat niet alle partijen daarmee instemmen. Ook het schuldaspect raakt hierbij uit beeld.

Het vierde: tragiekmodel. Dit model stelt dat de keuze voor het minst kwade weliswaar het beste is maar nog steeds een keuze voor het kwaad. Anders gezegd: Het kan nodig zijn, maar dit compromis hoeven we daarom nog niet, zoals het derde model doet, góed te noemen. Het mindere kwaad, bijvoorbeeld een echtscheiding in plaats van doorvechten, wordt dus niet ‘het goede’ of ‘het juiste’ genoemd. Er is daarna, en dat wordt hier beter onderkend, vergeving en heling nodig. Het is een illusie dat we met een christelijke ethiek alles kunnen oplossen. Daarvoor is het leven al te gebrekkig en gecompliceerd.

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen

(Dit is het derde artikel in de serie ‘Pastoraat voor eigenwijze schapen’ n.a.v. het boek van Patrick Nullens: Pastoraat voor eigenwijze schapen, Een pastorale ethiek voor een missionaire kerk).