Op donderdag 9 juni was de bidstond voor de generale synode 2016. De volgende dag vond de opening en de eerste zitting plaats.

 

Ds. D. Quant, preses van de vorige synode, leidde de bidstond, en bemoedigde allen die in de Dorpskerk van Nunspeet waren samengekomen, met een kort woord van Haggaï: ‘Werk door’, naar de Herziene Statenvertaling (Hag. 2, 5).

 

Vroeger

 

De profeet Haggaï sprak dit woord in een situatie waarin veel inwoners van Jeruzalem zich afvroegen of de tempel ooit weer in zijn oude luister zou worden hersteld. Ooit was de tempel een indrukwekkend gebouw. Maar hij was verwoest toen Juda in ballingschap werd weggevoerd. De jaren na de terugkeer van de Judeeërs uit de ballingschap was er van herbouw nog maar weinig terechtgekomen. Er waren inmiddels al zeventien jaar verstreken.

Maar in de zevende maand van dat jaar, bij de viering van het Loofhuttenfeest, sloeg de triestheid toe. De inwoners van Jeruzalem zagen alleen nog maar wolken aan de hemel, zoals vandaag sommigen menen dat de synode onder een bewolkte hemel vergadert. Heel de stad wanhoopte aan de herbouw van de tempel: het wordt nooit meer wat. Vergeefse moeite, al dat werk. Vroeger was de tempel een schitterend gebouw, maar die tijd is voorbij en komt niet meer terug. De herbouw wordt niks.

Maar … hoe verrassend: Haggaï geeft in naam van God al die somberaars gelijk. Inderdaad, vroeger was alles beter: volle kerken, een generale synode die twee weken duurde en dan daarbij ook nog een sightseeing op een vrije middag, er was veel meer eenheid en iedereen zong de oude berijming. Alles was geestelijker, nu is alles veel ingewikkelder. Jullie hebben allemaal gelijk, zo zei Haggaï.

Maar het woord van de HERE luidt: Werk door! Dat is ook een woord voor de kerk van vandaag. Nee, we werken dan niet door omdat we zelf daarvoor allerlei argumenten bedenken, zoals: er is toch ook veel goeds? De reden om door te werken ligt niet bij ons. Wij kunnen allerlei zaken bedenken om door te werken aan de bouw van Gods kerk en allerlei 'vloertjes leggen'. Maar onze vloertjes bieden uiteindelijk geen stevigheid. Daar zakken we doorheen. Haggaï noemt een beslissende reden: de belofte van de HERE: 'Werk door, want Ik ben met u'.

 

Grondslag

De Naam van God is ook vandaag de enige grondslag voor het werk in de kerk. Bij deze woorden ‘Ik ben met u’ die Haggaï sprak tijdens het Loofhuttenfeest in de zevende maand (Hag. 2, 2), dachten de Israëlieten ongetwijfeld aan de Godsopenbaring aan Mozes, bij de brandende braambos. Wij mogen vandaag denken aan de Naam die een gezicht kreeg in de Here Jezus Christus: Immanuël, God met ons.

Als er iemand was die kon zeggen ‘Vroeger was het beter’ dan was het de Here Jezus wel, tijdens zijn omwandeling op aarde. ‘Vroeger’ was toch voor Hem de hemelse heerlijkheid? Was die heerlijkheid niet oneindig beter? Maar Hij koos ervoor het Gode-gelijk-zijn op te geven.

Wanneer wij nu zeggen dat het vroeger in de kerk beter was, kunnen we dat niet doen zonder schuldbelijdenis. Dat geldt voor predikanten, ouderlingen, diakenen en alle kerkleden: hebben we altijd zo gehandeld dat er geen goddelijke kritiek mogelijk was? De inwoners van Jeruzalem gingen eerst bouwen aan hun eigen huizen voordat zij met de bouw van het huis van God begonnen. En zeventien jaar later somberden zij dat de bouw van het huis van God op niets zou uitlopen. De vraag is ook vandaag: wat hebben wij laten liggen? Zijn ook wij misschien niet heel sterk bezig geweest met onze eigen huizen? En toch zegt de HERE: 'Werk door!' Waarom? 'Ik ben met u!'

Daartoe is Christus op aarde gekomen en gekruisigd. Er is geen betere plek dan bij het kruis van Golgota, waaraan de Man hing die ‘het vroeger zo goed had’. Alleen bij het kruis ligt het behoud van een zondaar, en daar ligt het fundament van het gemeente-zijn en de grondslag voor het werk in Gods kerk.

Dat werk kan niet anders dan samen gebeuren, al het werk in de kerk, ook synodewerk, met gebruik van elkaars gaven vanuit de gedachte dat we aan elkaar gegeven zijn. Dat doorwerken moet ook gebeuren met het oog op de toekomst. Ook daarover sprak Haggaï: nog eenmaal zullen hemel en aarde beven (vs. 7). Iets van die beving ervaren we in onze tijd: het kerkelijk leven brokkelt in onze westerse wereld af. Maar toch mogen we weten dat dwars daardoorheen de HERE God zijn plan voltooit. Er komt een dag dat deze oproep 'Werk door' niet meer nodig is. In het nieuwe Jeruzalem is de Here God zelf de tempel van zijn volk. Daarin krijgen allen een plek die gebouwd hebben op het vaste fundament. Dan zullen we niet meer zeggen dat vroeger alles beter was, maar juist dat toen alles minder was.

Aan het einde van de preek klonk de oproep: ‘Broeders, aan het werk, en dan doorwerken!’ Dit was het antwoord dat klonk in de Dorpskerk: ‘Dat uwe gunst ons werk bekroon’.’

 

Verklaring

De volgende dag opende ds. J. L. de Jong (Soest) in de Oenenburgkerk namens de samenroepende kerk de vergadering. Ds. De Jong riep in herinnering dat Nunspeet vanaf 1998 de ontvangende kerk is, nu voor de zevende keer, en dan ook tegelijkertijd de roepende kerk. Hij vertelde over de geschiedenis van het dorp en de kerkelijke gemeente, en ook dat in 1936 ds. J. Tijmes, toen nog gereformeerd predikant, gedwongen werd te breken met de gereformeerde kerken. Er leefden bezwaren tegen zijn prediking en met name tegen zijn oproep tot bekering. Het grootste deel van zijn kerkenraad ging met hem mee. Op 22 maart 1936 stond de classis Amersfoort toe dat deze gereformeerde kerk samen met haar predikant overging naar het verband van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Zonder gebouw weliswaar. Maar al snel kon besloten worden tot het bouwen van een eigen kerk.

Ds. De Jong moest de vergadering ook een verdrietige mededeling doen. Onlangs is besloten dat er in Nunspeet een tweede christelijk-gereformeerde gemeente zal worden geïnstitueerd. De weg is daartoe vrijgemaakt door de classis Amersfoort. Daarin komt iets naar voren van de verscheidenheid en gebrokenheid binnen ons kerkverband.

De vergadering koos ds. P. D. J. Buijs (Ede) als preses, ds. J. G. Schenau (Goes) als assessor, ds. C. Westerink (Rijnsburg) als eerste scriba en ondergetekende als tweede scriba. De nieuw verkozen preses onderstreepte naar aanleiding van Filippenzen 1, 9-10a de noodzaak van gebed om overvloedige liefde en om helder inzicht en alle fijngevoeligheid.

Een belangrijk moment was de zogenaamde 'openlijke verklaring'. De leden van de vergadering verklaarden staande hun instemming met de belijdenisgeschriften van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Daarbij las de preses woorden die vermeld staan in bijlage 30 van de kerkorde. Zo betuigden afgevaardigden en de adviseurs dat zij van harte geloven dat de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse leerregels in alles met het woord van God overeenstemmen.

Verder kwamen de acta van de vorige synode aan de orde, een rapport van het vorige moderamen, een rapport van deputaten vertegenwoordiging van de kerken, en enkele benoemingen. Ook moesten de

commissies van onderzoek en rapport worden samengesteld. De volgende commissies gaan de komende tijd aan het werk: (1) opleiding en publiciteit; (2) verkondiging; (3) pastoraat en eredienst; (4) kerkelijke verhoudingen; (5) kerk en samenleving; (6) financiën en beheer; en (7) bezwaarschriften en kerkorde. Er is veel werk te doen. Sommigen zeggen: dat gebeurt onder een bewolkte hemel. Gelukkig is er meer. Er is een woord van Haggaï: Werk door! De HERE geeft zijn belofte: 'Ik ben met u.'

 

D. J. Steensma, Feanwâlden

 

De eerste week waarin de synode plenair bijeenkomt, is week 41 (11-14 oktober).