‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend…’ zegt de Bijbel. Soms wordt daar een curieuze invulling aan gegeven. Zo stond eens mijn vader in het gangpad van een trein, terwijl de controleur van kaartjes naderde. Het probleem van mijn vader was dat hij die keer geen kaartje had. Wat te doen?

Hij begon een heel vriendelijk en enthousiast verhaal tegen de controleur toen die dichterbij kwam, nog voordat die naar het kaartje kon vragen. Al lachend en terug pratend passeerde de conducteur, en hoofdschuddend vervolgde hij zijn weg, en ging verder met zijn controle van passagiers – en verzuimde mijn vader te controleren.

Onze dochter werd ‘s nachts in Groningen door de politie aangesproken over het ontbreken van haar fietsverlichting. Ze dacht dat de aanhouding ging over het door rood licht rijden en begon daarover een heel betoog. De redelijk verbouwereerde agent liet haar tenslotte gaan, zonder boete.

Deze gave van het woord ontbreekt mij. Jaren geleden werden we op een zondagavond aangehouden bij een verkeerscontrole. Ik had geen rijbewijs bij me, ook geen ID bewijs. Dat zou een dubbele boete worden. De agente zat al te schrijven en ik kwam niet verder dan een flauw voorstel het rijbewijs nog even op te halen. Tevergeefs. Hoe kon ik hier nog onderuit? Het voelde onredelijk, om vanwege het niet aan kunnen tonen van een geldig rijbewijs beboet te worden. Ik piekerde en overwoog hoe ver ik kon gaan om de agente op andere gedachten te brengen. Weinig kans, bedacht ik. Totdat een aangehouden persoon, uit de auto achter ons, er rennend vandoor ging. Alle agenten stoven er achteraan, inclusief de agente die onze bon stond uit te schrijven.

Er bleef één sprakeloze agent achter. Toen ik hem vragend aankeek haalde hij zijn schouders op. We mochten doorrijden. Zonder boete.

‘Soms zit het mee, soms zit het tegen,’ dacht ik. Het is wel geen bijbels citaat, maar op dat moment voelde het wel zo.

Jan Ties Sikkema, Hoogeveen