Wie de bergrede van Jezus leest, kan ontmoedigd raken. Zijn onderwijs over boosheid, begeerte. Zijn aanbeveling om twee mijl in plaats van één mijl mee te gaan met iemand. Of om iemand de andere wang toe te keren, hoe kan dat ooit wat worden?

En als de bergrede dan ook nog eens begint met de zogenaamde ‘zaligsprekingen’. Zalig de nederigen van geest, de barmhartigen, de reinen van hart. En als die zaligsprekingen dan door veel theologen ook nog worden uitgelegd als een profielschets van een christen... Dan ligt de morele en geestelijke meetlat van begin af aan hoog. Erg hoog. En dan moet Jezus’ onderwijs nog beginnen...

De visie van de theoloog en filosoof Dallas Willard, neergeschreven in zijn boek Gods geheime plan, is een heel andere: de reinen van hart, de barmhartigen, de armen van geest etc. gáán niet over mensen met een bepaalde, goede geestelijke instelling. De aanduidingen gaan juist over mensen die we rekenen tot de kneuzen en mislukten. Of tot de weinig benijdenswaardige mensen. Dat juist hén geluk ten deel valt (bijvoorbeeld ‘zij zullen God zien’) is dan des te verrassender!

Willards alternatieve uitleg van termen als ‘barmhartig’ en ‘rein van hart’ volgt in het tweede en derde artikel. Hieronder komen eerst wat argumenten aan de orde die ervoor pleiten om genoemde eigenschappen niet op voorhand (al te) positief op te vatten.

Op een schoen en een slof...
Het eerste dat aandacht verdient, is de context waarin Jezus zijn zaligsprekingen uitspreekt. De kring van directe discipelen staat dichtbij Hem. Verderop ziet Hij de massa staan die Hem achterna is gekomen. Hen ziende gaat Hij de berg op, sprekend tegen zijn discipelen. Op een afstandje de massa, als schapen zonder herder. Op een schoen en een slof zijn ze op deze Wonderdoener afgekomen. De meesten zijn bepaald niet het neusje van de zalm. Want het neusje van de zalm heeft betere en deftiger dingen te doen dan achter een vreemde rabbi aan te gaan. Jezus’ hart gaat uit naar die massa. Met het oog op die armzalige massa spreekt Hij dan het ‘zalig’ uit. Geluk voor ... die armzalige massa.

Laten we, als tweede argument, eens letten we op wat Jezus zegt als Hij zijn vaderstad Nazareth bezoekt. In de synagoge leest Hij Jesaja’s woorden: ‘Hij heeft Mij gestuurd om uit te roepen dat gevangenen zullen worden vrijgelaten, dat blinden zullen zien, dat onderdrukten zullen worden bevrijd en dat de tijd van Gods genade is aangebroken’ (Luc. 4). Jezus zegt dat die tekst van ‘Hém’ spreekt. Ook hier niet bepaald het neusje van de zalm: gevangenen, blinden en onderdrukten betreffen geen geestelijke kwaliteiten maar uitsluitend negatieve toestanden.

Een positieve uitleg van woorden als treurenden, zachtmoedigen en dergelijke strookt ook niet met de weergave in Lucas. Hiermee zijn we bij het derde argument. Leggen we naast Matteüs’ weergave die van Lucas, dan zien we dat het daar voornamelijk over negatieve dingen gaat. Over de armen, de hongerigen, de treurenden en zij die omdat zij Jezus volgen, het moeilijk hebben. De grote lijn is: het gaat om mensen die in een deplorabele toestand verkeren. ‘Zij die Jezus volgen’ betreft natuurlijk wél een positieve aanduiding. Maar ook voor hen geldt, net als voor armen en treurenden, dat ze het niet gemakkelijk hebben. Omdat ze achter rabbi Jezus aanlopen, zijn ze bij de leiders van Israël bepaald niet geliefd. Het refrein lijkt steeds: geluk voor hen die het moeilijk hebben. In welk opzicht ‘dit moeilijk hebben’ dan ook is. Door eigen toedoen, of omdat hen het een en ander is overkomen.

Hopeloze gevallen
Als vierde argument geeft ook een ander voorval aan dat Jezus de hopeloze gevallen op het oog heeft. Als Johannes’ discipelen vragen of Hij nou de Messias is, vraagt Hij: ‘Wat zie je mij doen? Blinden, lammen, melaatsen, doven ontvangen genezing, doden worden opgewekt’ (Mat. 11). Opnieuw: negatieve kwalificaties. En na die woorden óók een zaligspreking: ‘En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.’

Het woord ‘zalig’ in Matteüs 11 is hetzelfde als het woord ‘zalig’ in Matteüs 5 en Lucas 6! ‘Zalig’ is bepaald geen halfzacht woordje maar het verwijst naar de hoogst mogelijke vorm van welzijn voor de mens! Volgens Dallas Willard is het een term die de Grieken reserveerden voor de glorieuze manier waarop goden bestonden. Wel, dat is bepaald geen geringe verandering in het bestaan van zulke armzalige mensen!

Kortom, Jezus spreekt in de zaligsprekingen over mensen die wij vandaag, net als toen, zouden bestempelen als hopeloze gevallen. Dankzij Jezus zal er, ondanks hun en onze hopeloosheid, zegen en geluk zijn. Dit bericht moet echt bij ons landen. Wanneer we hieraan voorbij racen, op zoek naar aanwijzingen in de bergrede over hoe we ons leven beter kunnen leven, zullen we onvermijdelijk stranden.

Geluk voor onfortuinlijke mensen
Er is geluk voor de barmhartigen, de vervolgden, de armen van geest (of letterlijk arm, zie Lucas). Voor de reinen van hart en de vredestichters, voor de gerechtigheidzoekers. De treurenden en zachtmoedigen. Voor armen en verdrukten. Geluk voor onfortuinlijke mensen. Waarom? Omdat God goed is. En niet omdat, zoals velen menen, de hier genoemde ‘toestanden’ of eigenschappen op zichzelf zo verheven zijn. (Hierover, zoals gezegd, in de volgende artikelen meer).

Met de zaligsprekingen zet Jezus diep ingebakken overtuigingen op hun kop: wie er hopeloos aan toe is, ontbeert immers Gods zegen en belangstelling? En hoeft dus nergens op te rekenen. Zegt Jezus daarmee nu dat er géén geluk is voor rijken en ‘geestelijken’? Of dat zij  op achterstand staan? Dat zou God-onwaardig zijn. Het verrassende van Jezus is dat Hij duidelijk maakt dat geluk óók voor hopeloze gevallen is. Het lijkt er op dat mét de komst van Jezus de verrassingen voorlopig nog niet de wereld uit zijn.

Nynke Sikkema-Holwerda, Hoogeveen